Deutsch
Detailübersetzungen für Nahrungsstück (Deutsch) ins Niederländisch
Nahrungsstück: (*Wort und Satz getrennt)
- Nahrung: eten; kost; voeding; voedsel; spijziging; eetwaren; spijs; proviand; voedingsmiddelen
- Stück: onderdeel; deel; stuk; element; component; bestanddeel; ingrediënt; fractie; basisbestanddeel; gedeelte; part; drama; toneelstuk; schouwspel; bijdrage; aandeel; inbreng; brok; suikerklontje; klont; bon; coupon; plak; moot; tranche; deeltje; onderdeeltje; lap; stuk stof; segment; brokje; kleine brok