Übersicht
Deutsch nach Niederländisch: mehr Daten
-
freischalten:
-
Wiktionary:
freischalten → ontgrendelen
-
Wiktionary:
Deutsch
Detailübersetzungen für freischalten (Deutsch) ins Niederländisch
freischalten: (*Wort und Satz getrennt)
- frei: vrij; losbandig; ongebonden; ongebreideld; bandeloos; gratis; kosteloos; voor niets; pro deo; zonder kosten; in vrijheid; beschikbaar; vacant; disponibel; onafhankelijk; leeg; spontaan; vrijwillig; ledig; onbezet; onverplicht; onbedekt; uit vrije wil; onoverdekt; frank; rechttoe; open; toegankelijk; benaderbaar; onbelast; onbelast inkomen; genaakbaar; niet belast; vrij van schulden; onbewoond; ongestoord; vrijuit; ongehinderd; ongemoeid; onverstoord
- schalten: schakelen; naar een andere versnelling overgaan; heersen; de overhand hebben; overschakelen; omschakelen; inpassen; passen in; neerleggen; invoegen; onderuit halen; overgaan op nieuwe rijbaan
- Frei-: onbedekt; onoverdekt
Wiktionary Übersetzungen für freischalten:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• freischalten | → ontgrendelen | ↔ unlock — give access to something |