Übersicht
Deutsch nach Niederländisch: mehr Daten
-
applizieren:
-
Wiktionary:
applizieren → aanwenden, benutten, gebruiken, aandoen, aantrekken, opleggen, opbrengen, aanbrengen, leggen, steken, plaatsen, stellen, stoppen, zetten, doen, doorvoeren, in toepassing brengen, toepassen, aanzetten, voordoen -
Synonyms for "applizieren":
fahren; einer Sache bedienen; heranziehen; adhibieren; anwenden; benutzen; benützen; deployen; einsetzen; gebrauchen; handhaben; in Gebrauch nehmen; nutzen; nützen; verwenden; zum Einsatz bringen
darreichen; verabreichen
-
Wiktionary:
Deutsch
Detailübersetzungen für applizieren (Deutsch) ins Niederländisch
Spelling Suggestions for: applizieren
applizieren:
Synonyms for "applizieren":
Wiktionary Übersetzungen für applizieren:
Cross Translation:
| From | To | Via |
|---|---|---|
| • applizieren | → aanwenden; benutten; gebruiken; aandoen; aantrekken; opleggen; opbrengen; aanbrengen; leggen; steken; plaatsen; stellen; stoppen; zetten; doen; doorvoeren; in toepassing brengen; toepassen; aanzetten; voordoen | ↔ appliquer — mettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher. |
Computerübersetzung von Drittern:
Niederländisch