Deutsch
Detailübersetzungen für Bauelement (Deutsch) ins Niederländisch
Bauelement: (*Wort und Satz getrennt)
- Bau: bouw; bouwsector; opbouwen; constructie; samengesteld geheel; verbouwing; vertimmering; samenstelling; organisatie; opbouw; systeem; structuur; ordening; gebouw; pand; bouwwerk; aanleggen
- Element: onderdeel; deel; stuk; element; component; bestanddeel; ingrediënt; fractie; basisbestanddeel; factor; lid; item; Outlook-item; dimensielid
Bauelement:
Synonyms for "Bauelement":
Wiktionary Übersetzungen für Bauelement:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Bauelement | → element | ↔ element — heating element |