Deutsch
Detailübersetzungen für Fliegendreck (Deutsch) ins Niederländisch
Fliegendreck: (*Wort und Satz getrennt)
- fliegen: vliegen; per vliegtuig reizen; vallen; onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; duikelen; buitelen
- Dreck: poep; stront; kak; schijt; drek; prut; smurrie; vuil; viezigheid; vuiligheid; viesheid; smerigheid; vuilheid; beer; uitwerpselen; uitscheiding; feces; fecaliën; excrementen; lik; kwak; klodder; kledder; stofje; vuiltje; vervuiling; smeerlapperij; viespeukerij; goorheid; groezeligheid