Deutsch
Detailübersetzungen für Speisefisch (Deutsch) ins Niederländisch
Speisefisch: (*Wort und Satz getrennt)
- Speise: gerecht; schotel; eten; maaltijd; diner; maal; voeding; voedsel; eetwaren; spijs; proviand; voedingsmiddelen
- Fisch: vis
- speisen: dineren; tafelen; uitgebreid eten; gebruiken; eten; nuttigen; consumeren; verorberen; tot zich nemen; oppeuzelen; voeren; voeden; schrokken; tegoed doen; voederen; eten geven; bikken; schransen; bunkeren; te eten geven; naar binnen werken; spijzigen; zitten proppen; vreten; opvreten; opeten; leegeten; spijzen; kluiven; knauwen; azen; prooizoeken