Übersicht
Deutsch nach Niederländisch: mehr Daten
-
auseinanderziehen:
-
Wiktionary:
auseinanderziehen → uitrekken
-
Wiktionary:
Deutsch
Detailübersetzungen für auseinanderziehen (Deutsch) ins Niederländisch
auseinanderziehen: (*Wort und Satz getrennt)
- auseinander: uit elkaar; uiteen; van elkaar; uitelkaar; vaneen; van elkander; uit elkander
- ziehen: trekken; rukken; tochten; lenen; kweken; ontlenen; fokken; opfokken; hieven; hieuwen; met een spil omhoogwerken; verbouwen; planten; genereren; voortbrengen; telen; aanplanten; opkweken; aankweken; procreëren; sleuren; slepen; snuiven; opsnuiven; iets ophalen; een snuif nemen; insnuiven
Wiktionary Übersetzungen für auseinanderziehen:
auseinanderziehen
verb
-
door trekken of uitstrekken groter maken