Übersicht
Deutsch nach Niederländisch: mehr Daten
-
Leergut:
-
Wiktionary:
Leergut → verpakking, emballage
-
Wiktionary:
Deutsch
Detailübersetzungen für Leergut (Deutsch) ins Niederländisch
Leergut: (*Wort und Satz getrennt)
- leer: leeg; ledig; onbezet; ijdel; ongevuld; vrij; loos; zonder taak; zonder inhoud; hol; inhoudsloos; blanco; onbeschreven; oningevuld; wazig; nietszeggend; glazig; wezenloos; uitdrukkingsloos; onbewoond; ongebruikt; onaangetast; onaangeroerd; ongeopend; onaangebroken
- gut: goed; precies; juist; correct; geweldig; uitstekend; fantastisch; schitterend; groots; voortreffelijk; magnifiek; grandioos; uitnemend; prima; kiplekker; tof; gaaf; mieters
- Gut: terrein; vastgoed; hof; erf; grondgebied; territorium; onroerende zaken; onroerende goederen; heem; vrachtgoed; boerenerf
Wiktionary Übersetzungen für Leergut:
Leergut
noun
-
leeres Behältnis bzw. Verpackung
- Leergut → verpakking; emballage