"stockung" übersetzt von Deutsche ins Niederländisch--Interglot

Übersicht

Deutsch nach Niederländisch: mehr Daten

Stockung:
- vastlopen; stuklopen; rij; colonne; file; filevorming; stagnatie; stuwing; stremming
Wiktionary:
- Stockung → opstopping, file, stilstand, halte, pleisterplaats, stopplaats, hapering

Deutsch

Detailübersetzungen für Stockung (Deutsch) ins Niederländisch

die Stockung
vastlopen; stuklopen
- vastlopen [znw.] Nomen
- stuklopen [znw.] Nomen
die Stockung (Kolonne; Stau; Reihe; Schlange; Kette; Serie; Stauung)
de rij; de colonne; de file
- rij [de ~] Nomen
- colonne [de ~] Nomen
- file [de ~] Nomen
die Stockung (Stauung; Verstopfung)
de filevorming
- filevorming [de ~ (v)] Nomen
die Stockung (Stagnation; Stillstand; Verstopfung; Stauung; Stauen)
de stagnatie; de stuwing
- stagnatie [de ~ (v)] Nomen
- stuwing [de ~ (v)] Nomen
die Stockung (Hemmung; Sperrung)
de stremming; vastlopen
- stremming [de ~ (v)] Nomen
- vastlopen [znw.] Nomen

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
colonne	Kette; Kolonne; Reihe; Schlange; Serie; Stau; Stauung; Stockung
file	Kette; Kolonne; Reihe; Schlange; Serie; Stau; Stauung; Stockung	Aktenheft; Aktenordner; Dossier; Ordner; Register; Stau; Stauung; Verkehrsstauung
filevorming	Stauung; Stockung; Verstopfung
rij	Kette; Kolonne; Reihe; Schlange; Serie; Stau; Stauung; Stockung	Abfolge; Aneinanderreihung; Erkettung; Folge; Kette; Leine; Linie; Reihe; Reihenfolge; Schlange; Serie; Verkettung; Zeile
stagnatie	Stagnation; Stauen; Stauung; Stillstand; Stockung; Verstopfung	Sperrung; Stagnation; Stauung
stremming	Hemmung; Sperrung; Stockung
stuklopen	Stockung
stuwing	Stagnation; Stauen; Stauung; Stillstand; Stockung; Verstopfung
vastlopen	Hemmung; Sperrung; Stockung
Verb	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
vastlopen		abstürzen; aussetzen; festfahren; festlaufen; hapern; stagnieren; stocken; stoßen

Cross Translation:

From	To	Via
• Stockung	→ opstopping; file	↔ traffic jam — situation in which all road traffic is stationary or very slow
• Stockung	→ stilstand; halte; pleisterplaats; stopplaats; hapering	↔ halte — pause, station des gens de guerre dans leur marche.