Übersicht
Englisch nach Niederländisch: mehr Daten
- businesses:
-
business:
- zaken; aangelegenheden; affaires; bedrijf; onderneming; firma; zaak; geval; kwestie; aangelegenheid; affaire; bedrijfsleven; commercie; handel; vennootschap; coöperatie; maatschappij; handelsbedrijf; maatschap; handelshuis; winkelbedrijf; nering; kleine onderneming; gebeurtenis; voorval; incident; feit; handelswaar; koopwaar; koophandel; waar; klandizie
-
Wiktionary:
- business → zaken, businessclass, klandizie, vak, zakenleven, onderneming, bedrijf, zaak, handel
- business → zaak, thuis, huiswerk, baan, keuze, aangelegenheid, affaire, ding, oorzaak, reden
Englisch
Detailübersetzungen für businesses (Englisch) ins Niederländisch
businesses:
-
the businesses (companies; enterprises; firms)
Übersetzung Matrix für businesses:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
bedrijven | businesses; companies; enterprises; firms | |
bureaus | businesses; companies; enterprises; firms | agencies; bureaus; desks; institutes; institutions; offices; services; worktables; writing-tables |
Verwandte Wörter für "businesses":
business:
-
the business (affairs; matters)
-
the business (company; enterprise; firm; industry; concern; shop)
-
the business (matter; case; affair)
-
the business (economic life; trade and industry)
het bedrijfsleven -
the business (commerce; trade)
-
the business (trading partnership; corporation; company; venture; cooperation; partnership; enterprise; firm; house; concern)
– a commercial or industrial enterprise and the people who constitute it 1de vennootschap; de coöperatie; de onderneming; het bedrijf; de maatschappij; de firma; het handelsbedrijf; de maatschap; het handelshuis -
the business (occupation; employment)
-
the business (event; occurrence; affair; matter; occasion)
-
the business (merchandise; commodity; commerce; trade)
Übersetzung Matrix für business:
Verwandte Wörter für "business":
Synonyms for "business":
Verwandte Definitionen für "business":
Wiktionary Übersetzungen für business:
business
Cross Translation:
noun
business
-
something involving one personally
- business → zaken
-
business class
- business → businessclass
-
patronage
- business → klandizie
-
volume or amount of commercial trade
- business → zaken
-
commercial, industrial or professional activity
- business → vak
-
occupation, work or trade of a person
- business → zaken; zakenleven
-
commercial enterprise or establishment
- business → onderneming; bedrijf; zaak
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• business | → zaak; thuis | ↔ Haus — Unternehmen, Firma |
• business | → huiswerk | ↔ Arbeit — Verhältnis, bei dem man eine Tätigkeit gegen Geld verrichtet |
• business | → baan | ↔ Arbeit — Tätigkeit, die erledigt wird, um Geld zu verdienen |
• business | → keuze; aangelegenheid; affaire; ding; zaak; oorzaak; reden | ↔ cause — Ce qui fait qu’une chose est ou s’opère. |