Spanisch

Detailübersetzungen für rectificar (Spanisch) ins Niederländisch

rectificar:

rectificar Verb

  1. rectificar (corregir; mejorar; perfeccionar; hacer mejor; poner derecho)
    corrigeren; verbeteren
    • corrigeren Verb (corrigeer, corrigeert, corrigeerde, corrigeerden, gecorrigeerd)
    • verbeteren Verb (verbeter, verbetert, verbeterde, verbeterden, verbeterd)
  2. rectificar (corregir; reparar; restablecer; restaurar; poner recto)
    rectificeren; rechtzetten
    • rectificeren Verb (rectificeer, rectificeert, rectificeerde, rectificeerden, gerectificeerd)
    • rechtzetten Verb (zet recht, zette recht, zetten recht, rechtgezet)
  3. rectificar (rehabilitar; mejorar; corregir; )
    corrigeren; verbeteren; herstellen; bijwerken; goedmaken; beteren; repareren; herzien; renoveren
    • corrigeren Verb (corrigeer, corrigeert, corrigeerde, corrigeerden, gecorrigeerd)
    • verbeteren Verb (verbeter, verbetert, verbeterde, verbeterden, verbeterd)
    • herstellen Verb (herstel, herstelt, herstelde, herstelden, hersteld)
    • bijwerken Verb (werk bij, werkt bij, werkte bij, werkten bij, bijgewerkt)
    • goedmaken Verb (maak goed, maakt goed, maakte goed, maakten goed, goedgemaakt)
    • beteren Verb (beter, betert, beterde, beterden, gebeterd)
    • repareren Verb (repareer, repareert, repareerde, repareerden, gerepareerd)
    • herzien Verb (herzie, herziet, herzag, herzagen, herzien)
    • renoveren Verb (renoveer, renoveert, renoveerde, renoveerden, gerenoveerd)
  4. rectificar (poner derecho)
    rechttrekken
    • rechttrekken Verb (trek recht, trekt recht, trok recht, trokken recht, rechtgetrokken)
  5. rectificar (corregir; poner recto)
    goedmaken; rechtzetten; rechtstrijken
    • goedmaken Verb (maak goed, maakt goed, maakte goed, maakten goed, goedgemaakt)
    • rechtzetten Verb (zet recht, zette recht, zetten recht, rechtgezet)
    • rechtstrijken Verb (strijk recht, strijkt recht, streek recht, streken recht, recht gestreken)
  6. rectificar (poner recto; poner derecho)
  7. rectificar (alinear; coordinar)
    gelijkrichten
    • gelijkrichten Verb (richt gelijk, richtte gelijk, richtten gelijk, gelijkgericht)
  8. rectificar (alinear; coordinar; estar bien encaminado; llevar buen camino)
    in goede banen leiden
    • in goede banen leiden Verb (leid in goede banen, leidt in goede banen, leidde in goede banen, leidden in goede banen, in goede banen geleden)

Konjugationen für rectificar:

presente
  1. rectifico
  2. rectificas
  3. rectifica
  4. rectificamos
  5. rectificáis
  6. rectifican
imperfecto
  1. rectificaba
  2. rectificabas
  3. rectificaba
  4. rectificábamos
  5. rectificabais
  6. rectificaban
indefinido
  1. rectifiqué
  2. rectificaste
  3. rectificó
  4. rectificamos
  5. rectificasteis
  6. rectificaron
fut. de ind.
  1. rectificaré
  2. rectificarás
  3. rectificará
  4. rectificaremos
  5. rectificaréis
  6. rectificarán
condic.
  1. rectificaría
  2. rectificarías
  3. rectificaría
  4. rectificaríamos
  5. rectificaríais
  6. rectificarían
pres. de subj.
  1. que rectifique
  2. que rectifiques
  3. que rectifique
  4. que rectifiquemos
  5. que rectifiquéis
  6. que rectifiquen
imp. de subj.
  1. que rectificara
  2. que rectificaras
  3. que rectificara
  4. que rectificáramos
  5. que rectificarais
  6. que rectificaran
miscelánea
  1. ¡rectifica!
  2. ¡rectificad!
  3. ¡no rectifiques!
  4. ¡no rectifiquéis!
  5. rectificado
  6. rectificando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Übersetzung Matrix für rectificar:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
goedmaken arreglo
verbeteren mejorar
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
beteren corregir; mejorar; perfeccionar; rectificar; rehabilitar; renovar; reparar curarse; hacer mejor; mejorar; mejorarse; perfeccionar; ponerse bueno; recuperarse; reponerse; restablecerse
bijwerken corregir; mejorar; perfeccionar; rectificar; rehabilitar; renovar; reparar actualizar; dar clases particulares a; encaramarse; encumbrarse; enriquecer; retocar
corrigeren corregir; hacer mejor; mejorar; perfeccionar; poner derecho; rectificar; rehabilitar; renovar; reparar
ding rechtzetten poner derecho; poner recto; rectificar
gelijkrichten alinear; coordinar; rectificar
goedmaken corregir; mejorar; perfeccionar; poner recto; rectificar; rehabilitar; renovar; reparar arreglar; asistir en el parto; compensar; corregir; dar alcance a; desempeñar; fijar; modificar; poner en orden; reajustar; recompensar; recuperar; redimir; remendar; remunerar; reparar; resarcir de; rescatar; restaurar
herstellen corregir; mejorar; perfeccionar; rectificar; rehabilitar; renovar; reparar actualizar; ajustar; alzar; arreglar; cambiar; corregir; despachar; fijar; florecer; innovar; levantar; modernizar; modificar; poner en orden; prosperar; reajustar; recuperar; reformar; rehabilitar; remendar; renovar; reorganizar; reparar; reponerse; restablecer; restablecerse; restaurar; sanear
herzien corregir; mejorar; perfeccionar; rectificar; rehabilitar; renovar; reparar alterar; alternar; cambiar; cambiar por; convertir; convertirse en; desarrollar; desarrollarse; desplegar; elaborar; enmendar; evolucionar; extraer; fabricar; instruir; modificar; reformar; remendar; reparar; revelar; rever; revisar; transformar; variar
in goede banen leiden alinear; coordinar; estar bien encaminado; llevar buen camino; rectificar
rechtstrijken corregir; poner recto; rectificar
rechttrekken poner derecho; rectificar
rechtzetten corregir; poner recto; rectificar; reparar; restablecer; restaurar arreglar; corregir; fijar; modificar; reajustar; remendar; reparar; restaurar
rectificeren corregir; poner recto; rectificar; reparar; restablecer; restaurar
renoveren corregir; mejorar; perfeccionar; rectificar; rehabilitar; renovar; reparar actualizar; adecentar; alzar; arreglar; cambiar; florecer; innovar; levantar; mejorar; modernizar; ordenar; prosperar; reformar; rehabilitar; remendar; renovar; reorganizar; reparar; restaurar; sanar; sanear
repareren corregir; mejorar; perfeccionar; rectificar; rehabilitar; renovar; reparar ajustar; arreglar; corregir; fijar; modificar; poner en orden; reajustar; rehabilitar; remendar; reparar; reponerse; restablecer; restablecerse; restaurar
verbeteren corregir; hacer mejor; mejorar; perfeccionar; poner derecho; rectificar; rehabilitar; renovar; reparar actualizar; alzar; cambiar; florecer; hacer mejor; innovar; levantar; mejorar; modernizar; prosperar; reformar; rehabilitar; renovar; reorganizar; reparar; restaurar; sanear
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
herstellen restauración

Synonyms for "rectificar":


Wiktionary Übersetzungen für rectificar:

rectificar
verb
  1. (overgankelijk)
  2. met juiste informatie een misverstand corrigeren

Cross Translation:
FromToVia
rectificar corrigeren; bijsturen; verbeteren korrigieren — (transitiv) einen Fehler in (von) etwas (jemandem) berichtigen, eine Korrektur durchführen
rectificar herzien; corrigeren; rectificeren; rechtzetten; amenderen; amelioreren rectify — to correct or amend something

Verwandte Übersetzungen für rectificar