Übersicht
Französisch nach Niederländisch: mehr Daten
-
commun:
- gebruikelijk; courant; gangbaar; gewoon; gemeenschappelijk; algemeen; meer personen betreffend; gemeen; normaal; ordinair; alledaags; niets bijzonders; eenvoudig; gezamenlijk; samen; tezamen; met z'n beiden; bijeen; bij elkaar; communaal; een groep toebehorend; met zijn allen; gedeeld; meegevoeld; vulgair; grof; platvloers; plat
-
Wiktionary:
- commun → algemeen, gemeenschappelijk, gezamenlijk, gemeen
- commun → gewone, gewoon, gemene, gemeen, veelvoorkomend, commuun
Französisch
Detailübersetzungen für commun (Französisch) ins Niederländisch
commun:
-
commun (courant; normal; habituel; mondain; usuel; banal; à la mode; dernier cri; généralement admis; de mise; vendable; ayant cours; négociable; d'usage)
gebruikelijk; courant; gangbaar; gewoon-
gebruikelijk Adjektiv
-
courant Adjektiv
-
gangbaar Adjektiv
-
gewoon Adjektiv
-
-
commun (collectif)
gemeenschappelijk; algemeen; meer personen betreffend-
gemeenschappelijk Adjektiv
-
algemeen Adjektiv
-
meer personen betreffend Adjektiv
-
-
commun (habituel; normal; ordinaire; courant; d'usage)
gebruikelijk; gangbaar; gewoon; gemeen; normaal-
gebruikelijk Adjektiv
-
gangbaar Adjektiv
-
gewoon Adjektiv
-
gemeen Adjektiv
-
normaal Adjektiv
-
-
commun (tout simple; courant; ordinaire; normal)
ordinair; alledaags; gewoon; niets bijzonders; eenvoudig-
ordinair Adjektiv
-
alledaags Adjektiv
-
gewoon Adjektiv
-
niets bijzonders Adjektiv
-
eenvoudig Adjektiv
-
-
commun (ensemble; à deux; en commun; tous les deux; collectif; réuni)
gezamenlijk; samen; tezamen; met z'n beiden-
gezamenlijk Adjektiv
-
samen adv
-
tezamen adv
-
met z'n beiden Adjektiv
-
-
commun (ensemble; réuni; en commun)
-
commun (collectif; général)
communaal; gemeenschappelijk; een groep toebehorend-
communaal Adjektiv
-
gemeenschappelijk Adjektiv
-
een groep toebehorend Adjektiv
-
-
commun (ensemble; collectif; conjointement; conjoint; en commun; concerté; réuni; de concert; en somme)
gezamenlijk; tezamen; gemeenschappelijk; met zijn allen-
gezamenlijk Adjektiv
-
tezamen adv
-
gemeenschappelijk Adjektiv
-
met zijn allen Adjektiv
-
-
commun (normal; généralement admis; courant; habituel; usuel; de mise; d'usage)
-
commun (partagé; divisé; collectif; en commun)
-
commun (vulgaire; ordinaire; banal; grossier; vulgairement; populaire; populacier; trivial; d'une façon vulgaire)
vulgair; grof; ordinair; platvloers; plat-
vulgair Adjektiv
-
grof Adjektiv
-
ordinair Adjektiv
-
platvloers Adjektiv
-
plat Adjektiv
-
Übersetzung Matrix für commun:
Synonyms for "commun":
Wiktionary Übersetzungen für commun:
commun
Cross Translation:
adjective
commun
-
Qui sert, qui peut servir à tout le monde ou seulement à plusieurs personnes.
- commun → algemeen; gemeenschappelijk; gezamenlijk; gemeen
adjective
-
gerelateerd aan meer dan een entiteit
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• commun | → gewone; gewoon; gemene; gemeen | ↔ common — mutual |
• commun | → gewone; gewoon; gemene; gemeen | ↔ common — usual |
• commun | → veelvoorkomend | ↔ common — found in large numbers or in a large quantity |
• commun | → commuun | ↔ common — grammar: of the gender resulting from the coalescence of the masculine and feminine genders |