Übersicht
Französisch nach Niederländisch: mehr Daten
-
type:
- soort; type; genre; slag; knakker; man; knul; vent; gozer; kerel; gast; figuur; individu; klasse; onderverdeling; aard; heertje; fatje; gevaarte; kanjer; loei; knoert; kokker; kokkerd; knaap; joekel; jochie; jongetje; kleine jongen; sujet; heerschap; specimen; monster; staal; staaltje; proeve; model; proefje; snuiter; goser
- typer:
- Wiktionary:
Französisch
Detailübersetzungen für type (Französisch) ins Niederländisch
type:
-
le type (genre; sorte; catégorie; espèce; classe; subdivision)
-
le type (mec; monsieur; homme; gars; zèbre)
-
le type
-
le type
-
le type (subdivision; catégorie; classe; genre; sorte; espèce)
-
le type (dandy; fat)
-
le type (colosse; mastodonte)
-
le type (gamin; petit homme; petit bonhomme; bout d'homme; petit bout d'homme)
-
le type (sujet; monsieur; gaillard; homme)
-
le type (spécimen; échantillon; monstre; modèle; exemple; exemplaire; maquette; numéro)
-
le type (drôle de type; gamin)
-
le type (mec; gaillard; homme; gars)
Übersetzung Matrix für type:
Synonyms for "type":
Wiktionary Übersetzungen für type:
type
Cross Translation:
adjective
type
-
Qui est caractéristique. Qui est donné comme exemple.
- type → type
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• type | → duivel; duvel | ↔ devil — person, especially a man; used to express a particular opinion of him |
• type | → kerel | ↔ dude — slang: man |
• type | → soort | ↔ sort — type |
• type | → type | ↔ type — grouping based on shared characteristics |
• type | → kerel; pik; vent | ↔ Kerl — eine männliche Person (Dieser Begriff kann sowohl eine positive als auch eine negative Konnotation tragen je nach Eigenschaft der Männlichkeit, die angesprochen wird.) |
type form of typer:
typer Verb (type, types, typons, typez, typent, typais, typait, typions, typiez, typaient, typai, typas, typa, typâmes, typâtes, typèrent, typerai, typeras, typera, typerons, typerez, typeront)
-
typer (caractériser)
karakteriseren; kenmerken; tekenen; typeren; kenschetsen-
karakteriseren Verb (karakteriseer, karakteriseert, karakteriseerde, karakteriseerden, gekarakteriseerd)
-
-
typer (caractériser; déterminer; définir; décrire; peindre; marquer; dépeindre; marquer d'un trait)
karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; typeren-
karakteriseren Verb (karakteriseer, karakteriseert, karakteriseerde, karakteriseerden, gekarakteriseerd)
-
-
typer (stigmatiser; marquer; brûler; torréfier; incendier; distiller; munir de stigmates; marquer d'un trait)
branden; markeren; brandmerken; inbranden; van stigma's voorzien-
van stigma's voorzien Verb (voorzie van stigma's, voorziet van stigma's, voorzag van stigma's, voorzagen van stigma's, van stigma's voorzien)
Konjugationen für typer:
Présent
- type
- types
- type
- typons
- typez
- typent
imparfait
- typais
- typais
- typait
- typions
- typiez
- typaient
passé simple
- typai
- typas
- typa
- typâmes
- typâtes
- typèrent
futur simple
- typerai
- typeras
- typera
- typerons
- typerez
- typeront
subjonctif présent
- que je type
- que tu types
- qu'il type
- que nous typions
- que vous typiez
- qu'ils typent
conditionnel présent
- typerais
- typerais
- typerait
- typerions
- typeriez
- typeraient
passé composé
- ai typé
- as typé
- a typé
- avons typé
- avez typé
- ont typé
divers
- type!
- typez!
- typons!
- typé
- typant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles