Niederländisch
Detailübersetzungen für omlaagspringen (Niederländisch) ins Deutsch
omlaagspringen:
omlaagspringen Verb (spring omlaag, springt omlaag, sprong omlaag, sprongen omlaag, omlaaggesprongen)
-
omlaagspringen
hinabspringen; herabspringen; hinunterspringen; herunterspringen-
hinabspringen Verb (springe hinab, springst hinab, springt hinab, sprang hinab, sprangt hinab, hinabgesprungen)
-
herabspringen Verb (springe herab, springst herab, springt herab, sprang herab, sprangt herab, gesprungen)
-
hinunterspringen Verb (springe hinunter, springst hinunter, springt hinunter, sprang hinunter, sprangt hinunter, hinuntergesprungen)
-
herunterspringen Verb (springe herunter, springst herunter, springt herunter, sprang herunter, sprangt herunter, heruntergesprungen)
-
Konjugationen für omlaagspringen:
o.t.t.
- spring omlaag
- springt omlaag
- springt omlaag
- springen omlaag
- springen omlaag
- springen omlaag
o.v.t.
- sprong omlaag
- sprong omlaag
- sprong omlaag
- sprongen omlaag
- sprongen omlaag
- sprongen omlaag
v.t.t.
- ben omlaaggesprongen
- bent omlaaggesprongen
- is omlaaggesprongen
- zijn omlaaggesprongen
- zijn omlaaggesprongen
- zijn omlaaggesprongen
v.v.t.
- was omlaaggesprongen
- was omlaaggesprongen
- was omlaaggesprongen
- waren omlaaggesprongen
- waren omlaaggesprongen
- waren omlaaggesprongen
o.t.t.t.
- zal omlaagspringen
- zult omlaagspringen
- zal omlaagspringen
- zullen omlaagspringen
- zullen omlaagspringen
- zullen omlaagspringen
o.v.t.t.
- zou omlaagspringen
- zou omlaagspringen
- zou omlaagspringen
- zouden omlaagspringen
- zouden omlaagspringen
- zouden omlaagspringen
diversen
- spring omlaag!
- springt omlaag!
- omlaaggesprongen
- omlaagspringend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze