Niederländisch
Detailübersetzungen für toebedelen (Niederländisch) ins Deutsch
toebedelen:
-
toebedelen (toewijzen; toekennen; gunnen; iets toekennen)
Konjugationen für toebedelen:
o.t.t.
- bedeel toe
- bedeelt toe
- bedeelt toe
- bedelen toe
- bedelen toe
- bedelen toe
o.v.t.
- bedeelde toe
- bedeelde toe
- bedeelde toe
- bedeelden toe
- bedeelden toe
- bedeelden toe
v.t.t.
- heb toebedeeld
- hebt toebedeeld
- heeft toebedeeld
- hebben toebedeeld
- hebben toebedeeld
- hebben toebedeeld
v.v.t.
- had toebedeeld
- had toebedeeld
- had toebedeeld
- hadden toebedeeld
- hadden toebedeeld
- hadden toebedeeld
o.t.t.t.
- zal toebedelen
- zult toebedelen
- zal toebedelen
- zullen toebedelen
- zullen toebedelen
- zullen toebedelen
o.v.t.t.
- zou toebedelen
- zou toebedelen
- zou toebedelen
- zouden toebedelen
- zouden toebedelen
- zouden toebedelen
en verder
- ben toebedeeld
- bent toebedeeld
- is toebedeeld
- zijn toebedeeld
- zijn toebedeeld
- zijn toebedeeld
diversen
- bedeel toe!
- bedeelt toe!
- toebedeeld
- toebedelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze