Niederländisch
Detailübersetzungen für tussenspringen (Niederländisch) ins Deutsch
tussenspringen:
tussenspringen Verb (spring tussen, springt tussen, sprong tussen, sprongen tussen, tussengesprongen)
-
tussenspringen
Konjugationen für tussenspringen:
o.t.t.
- spring tussen
- springt tussen
- springt tussen
- springen tussen
- springen tussen
- springen tussen
o.v.t.
- sprong tussen
- sprong tussen
- sprong tussen
- sprongen tussen
- sprongen tussen
- sprongen tussen
v.t.t.
- heb tussengesprongen
- hebt tussengesprongen
- heeft tussengesprongen
- hebben tussengesprongen
- hebben tussengesprongen
- hebben tussengesprongen
v.v.t.
- had tussengesprongen
- had tussengesprongen
- had tussengesprongen
- hadden tussengesprongen
- hadden tussengesprongen
- hadden tussengesprongen
o.t.t.t.
- zal tussenspringen
- zult tussenspringen
- zal tussenspringen
- zullen tussenspringen
- zullen tussenspringen
- zullen tussenspringen
o.v.t.t.
- zou tussenspringen
- zou tussenspringen
- zou tussenspringen
- zouden tussenspringen
- zouden tussenspringen
- zouden tussenspringen
en verder
- ben tussengesprongen
- bent tussengesprongen
- is tussengesprongen
- zijn tussengesprongen
- zijn tussengesprongen
- zijn tussengesprongen
diversen
- spring tussen!
- springt tussen!
- tussengesprongen
- tussenspringend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für tussenspringen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
zwischenspringen | tussenspringen |