Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- aandringen:
-
Wiktionary:
- aandringen → beharren, drängen
- aandringen → drängen, pressen, pressieren, beklemmen, drücken, bedrücken, zwängen, andringen, beharren auf, trotzen, beeilen, beschleunigen, fördern, befördern, schneller machen, akzelerieren
Niederländisch
Detailübersetzungen für aandringen (Niederländisch) ins Deutsch
aandringen:
-
aandringen (aanhouden; op iets aandringen)
-
aandringen
herandringen-
herandringen Verb
-
-
aandringen (zeuren; drammen; doordrukken; doordrammen)
Konjugationen für aandringen:
o.t.t.
- dring aan
- dringt aan
- dringt aan
- dringen aan
- dringen aan
- dringen aan
o.v.t.
- drong aan
- drong aan
- drong aan
- drongen aan
- drongen aan
- drongen aan
v.t.t.
- heb aangedrongen
- hebt aangedrongen
- heeft aangedrongen
- hebben aangedrongen
- hebben aangedrongen
- hebben aangedrongen
v.v.t.
- had aangedrongen
- had aangedrongen
- had aangedrongen
- hadden aangedrongen
- hadden aangedrongen
- hadden aangedrongen
o.t.t.t.
- zal aandringen
- zult aandringen
- zal aandringen
- zullen aandringen
- zullen aandringen
- zullen aandringen
o.v.t.t.
- zou aandringen
- zou aandringen
- zou aandringen
- zouden aandringen
- zouden aandringen
- zouden aandringen
diversen
- dring aan!
- dringt aan!
- aangedrongen
- aandringende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für aandringen:
Wiktionary Übersetzungen für aandringen:
aandringen
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aandringen | → drängen; pressen; pressieren; beklemmen; drücken; bedrücken; zwängen; andringen; beharren auf; trotzen; beeilen; beschleunigen; fördern; befördern; schneller machen; akzelerieren | ↔ presser — exercer une pression, serrer plus ou moins fort. |