Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. vaststaan:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für vaststaan (Niederländisch) ins Deutsch

vaststaan:

vaststaan Verb (sta vast, staat vast, stond vast, stonden vast, vast gestaan)

  1. vaststaan
    feststehen
    • feststehen Verb (stehe fest, stehst fest, steht fest, stand fest, standet fest, festgestanden)

Konjugationen für vaststaan:

o.t.t.
  1. sta vast
  2. staat vast
  3. staat vast
  4. staat vast
  5. staat vast
  6. staat vast
o.v.t.
  1. stond vast
  2. stond vast
  3. stond vast
  4. stonden vast
  5. stonden vast
  6. stonden vast
v.t.t.
  1. heb vast gestaan
  2. hebt vast gestaan
  3. heeft vast gestaan
  4. hebben vast gestaan
  5. hebben vast gestaan
  6. hebben vast gestaan
v.v.t.
  1. had vast gestaan
  2. had vast gestaan
  3. had vast gestaan
  4. hadden vast gestaan
  5. hadden vast gestaan
  6. hadden vast gestaan
o.t.t.t.
  1. zal vaststaan
  2. zult vaststaan
  3. zal vaststaan
  4. zullen vaststaan
  5. zullen vaststaan
  6. zullen vaststaan
o.v.t.t.
  1. zou vaststaan
  2. zou vaststaan
  3. zou vaststaan
  4. zouden vaststaan
  5. zouden vaststaan
  6. zouden vaststaan
en verder
  1. ben vast gestaan
  2. bent vast gestaan
  3. is vast gestaan
  4. zijn vast gestaan
  5. zijn vast gestaan
  6. zijn vast gestaan
diversen
  1. sta vast!
  2. staat vast!
  3. vast gestaan
  4. vaststaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für vaststaan:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
feststehen vaststaan boven alle twijfel verheven zijn; zeker zijn

Wiktionary Übersetzungen für vaststaan:

vaststaan
verb
  1. zeker zijn

Computerübersetzung von Drittern: