Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. opperhoofd:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für opperhoofd (Niederländisch) ins Deutsch

opperhoofd:

opperhoofd [het ~] Nomen

  1. het opperhoofd (stamhoofd; hoofdleider; hoofdman; hoofd)
    der Stammeshäuptling; der Anführer

Übersetzung Matrix für opperhoofd:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Anführer hoofd; hoofdleider; hoofdman; opperhoofd; stamhoofd aanstichter; aanstichters; aanvoerder; aanvoerders; aanzetter; belhamel; bestuurder; bevelhebber; commandant; hoofd; hoofdman; hoofdmannen; hopmannen; instigator; kapitein; kopmannen; kopstuk; kopstukken; leider; leider bij de verkenners; leiders; manager; meesterknecht; oprichter; opstoker; raddraaier; raddraaister; scheepskapitein; schipper; stichter; voormannen; voorwerker; voorzitter
Stammeshäuptling hoofd; hoofdleider; hoofdman; opperhoofd; stamhoofd

Verwandte Wörter für "opperhoofd":


Verwandte Definitionen für "opperhoofd":

  1. hoofdman van indianenstam1
    • het opperhoofd riep de mannen bij elkaar1

Wiktionary Übersetzungen für opperhoofd:

opperhoofd
noun
  1. leider van een stam

Cross Translation:
FromToVia
opperhoofd Chef; Haupt; Vorgesetzter; Oberhaupt; Leiter; Führer; Anführer chef — Celui ou celle qui être à la tête d’un corps, d’une assemblée, etc., qui y a le premier rang et la principale autorité.