Home ->Wörterbücher ->Niederländisch/Deutsch ->Suche: irrigeren

Niederländische und deutsche Suchergebnisse für: irrigeren

Übersicht

Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten

irrigeren:
- bewässern; berieseln; irrigieren
Wiktionary:
- irrigeren → bewässern
- irrigeren → überschütten, mit Wasser begießen, benetzen, wässern, bewässern, berieseln, beregnen

Niederländisch

Detailübersetzungen für irrigeren (Niederländisch) ins Deutsch

irrigeren:

irrigeren Verb (irrigeer, irrigeert, irrigeerde, irrigeerden, geïrrigeerd)

irrigeren (bevloeien)
bewässern; berieseln; irrigieren
- bewässern Verb (bewässere, bewässerst, bewässert, bewässerte, bewässertet, bewässert)
- berieseln Verb (beriesele, berieselst, berieselt, berieselte, berieseltet, berieselt)
- irrigieren Verb (irrigiere, irrigierst, irrigiert, irrigierte, irrigiertet, irrigiert)

Konjugationen für irrigeren:

o.t.t.

irrigeer
irrigeert
irrigeert
irrigeren
irrigeren
irrigeren

o.v.t.

irrigeerde
irrigeerde
irrigeerde
irrigeerden
irrigeerden
irrigeerden

v.t.t.

heb geïrrigeerd
hebt geïrrigeerd
heeft geïrrigeerd
hebben geïrrigeerd
hebben geïrrigeerd
hebben geïrrigeerd

v.v.t.

had geïrrigeerd
had geïrrigeerd
had geïrrigeerd
hadden geïrrigeerd
hadden geïrrigeerd
hadden geïrrigeerd

o.t.t.t.

zal irrigeren
zult irrigeren
zal irrigeren
zullen irrigeren
zullen irrigeren
zullen irrigeren

o.v.t.t.

zou irrigeren
zou irrigeren
zou irrigeren
zouden irrigeren
zouden irrigeren
zouden irrigeren

en verder

is geïrrigeerd

diversen

irrigeer!
irrigeert!
geïrrigeerd
irrigerend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für irrigeren:

Verb	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
berieseln	bevloeien; irrigeren
bewässern	bevloeien; irrigeren	begieten; besproeien; water geven
irrigieren	bevloeien; irrigeren

Wiktionary Übersetzungen für irrigeren:

irrigeren

verb

op grote schaal water naar landbouwgrond transporteren om de gewassen mee te bevloeien
- irrigeren → bewässern

Cross Translation:

From	To	Via
• irrigeren	→ überschütten; mit Wasser begießen; benetzen; wässern; bewässern; berieseln; beregnen	↔ abreuver — faire boire (un animal, particulièrement un cheval).