Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- annexeren:
-
Wiktionary:
- annexeren → einverleiben
- annexeren → Annex, annektieren
Niederländisch
Detailübersetzungen für annexeren (Niederländisch) ins Deutsch
annexeren:
Konjugationen für annexeren:
o.t.t.
- annexeer
- annexeert
- annexeert
- annexeren
- annexeren
- annexeren
o.v.t.
- annexeerde
- annexeerde
- annexeerde
- annexeerden
- annexeerden
- annexeerden
v.t.t.
- heb geannexeerd
- hebt geannexeerd
- heeft geannexeerd
- hebben geannexeerd
- hebben geannexeerd
- hebben geannexeerd
v.v.t.
- had geannexeerd
- had geannexeerd
- had geannexeerd
- hadden geannexeerd
- hadden geannexeerd
- hadden geannexeerd
o.t.t.t.
- zal annexeren
- zult annexeren
- zal annexeren
- zullen annexeren
- zullen annexeren
- zullen annexeren
o.v.t.t.
- zou annexeren
- zou annexeren
- zou annexeren
- zouden annexeren
- zouden annexeren
- zouden annexeren
diversen
- annexeer!
- annexeert!
- geannexeerd
- annexerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für annexeren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
annektieren | annexeren; inlijven; overnemen | |
übernehmen | annexeren; inlijven; overnemen | aannemen; adopteren; op zich nemen |
Wiktionary Übersetzungen für annexeren:
annexeren
Cross Translation:
verb
-
het toeëigenen van een grondgebied
- annexeren → einverleiben
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• annexeren | → Annex; annektieren | ↔ annex — To add something to another, to incorporate into |