Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. aanroeren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für aanroeren (Niederländisch) ins Deutsch

aanroeren:

aanroeren Verb (roer aan, roert aan, roerde aan, roerden aan, aangeroerd)

  1. aanroeren (even aanraken; aanstippen)
    anrühren; berühren; streifen; tippen; tupfen; leicht berühren; antupfen
    • anrühren Verb (rühre an, rührst an, rührt an, rührte an, rührtet an, angerührt)
    • berühren Verb (berühre, berührst, berührt, berührte, berührtet, berührt)
    • streifen Verb (streife, streifst, streift, streifte, streiftet, gestreift)
    • tippen Verb (tippe, tippst, tippt, tippte, tipptet, getippt)
    • tupfen Verb (tupfe, tupfst, tupft, tupfte, tupftet, getupft)
    • leicht berühren Verb (berühre leicht, berührst leicht, berührt leicht, berührte leicht, berührtet leicht, leicht berührt)
    • antupfen Verb (tupfe an, tupfst an, tupft an, tupfte an, tupftet an, angetupft)

Konjugationen für aanroeren:

o.t.t.
  1. roer aan
  2. roert aan
  3. roert aan
  4. roeren aan
  5. roeren aan
  6. roeren aan
o.v.t.
  1. roerde aan
  2. roerde aan
  3. roerde aan
  4. roerden aan
  5. roerden aan
  6. roerden aan
v.t.t.
  1. heb aangeroerd
  2. hebt aangeroerd
  3. heeft aangeroerd
  4. hebben aangeroerd
  5. hebben aangeroerd
  6. hebben aangeroerd
v.v.t.
  1. had aangeroerd
  2. had aangeroerd
  3. had aangeroerd
  4. hadden aangeroerd
  5. hadden aangeroerd
  6. hadden aangeroerd
o.t.t.t.
  1. zal aanroeren
  2. zult aanroeren
  3. zal aanroeren
  4. zullen aanroeren
  5. zullen aanroeren
  6. zullen aanroeren
o.v.t.t.
  1. zou aanroeren
  2. zou aanroeren
  3. zou aanroeren
  4. zouden aanroeren
  5. zouden aanroeren
  6. zouden aanroeren
diversen
  1. roer aan!
  2. roert aan!
  3. aangeroerd
  4. aanroerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für aanroeren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
anrühren aanroeren; aanstippen; even aanraken aanraken; beïnvloeden; dooreenmengen; mengen; ontroeren; raken; treffen; vermengen; voelen
antupfen aanroeren; aanstippen; even aanraken aanstippen; aantippen; tippen
berühren aanroeren; aanstippen; even aanraken aangaan; aankloppen; aanraken; aanstippen; aantikken; aantippen; beroeren; betreffen; kloppen; ontroeren; raken; tikken; tippen; treffen; voelen
leicht berühren aanroeren; aanstippen; even aanraken aanstippen; aantippen; tippen
streifen aanroeren; aanstippen; even aanraken lichtjes aanraken; om zich heen kijken; omzwerven; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; schampen; strepen; strepen trekken; struinen; waken; wakker blijven; zwerven
tippen aanroeren; aanstippen; even aanraken aankloppen; aantikken; kloppen; machineschrijven; tikken; tikken op; typen
tupfen aanroeren; aanstippen; even aanraken aanstippen; aantippen; afbetten; betten; bevochtigen; deppen; tippen