Niederländisch
Detailübersetzungen für aanspannen (Niederländisch) ins Deutsch
aanspannen:
-
aanspannen (inspannen)
Konjugationen für aanspannen:
o.t.t.
- span aan
- spant aan
- spant aan
- spannen aan
- spannen aan
- spannen aan
o.v.t.
- spande aan
- spande aan
- spande aan
- spanden aan
- spanden aan
- spanden aan
v.t.t.
- heb aangespannen
- hebt aangespannen
- heeft aangespannen
- hebben aangespannen
- hebben aangespannen
- hebben aangespannen
v.v.t.
- had aangespannen
- had aangespannen
- had aangespannen
- hadden aangespannen
- hadden aangespannen
- hadden aangespannen
o.t.t.t.
- zal aanspannen
- zult aanspannen
- zal aanspannen
- zullen aanspannen
- zullen aanspannen
- zullen aanspannen
o.v.t.t.
- zou aanspannen
- zou aanspannen
- zou aanspannen
- zouden aanspannen
- zouden aanspannen
- zouden aanspannen
diversen
- span aan!
- spant aan!
- aangespannen
- aanspannende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für aanspannen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
anspannen | aanspannen; inspannen | krammen; met een kram vastmaken; opspannen; spannen; voorspannen |
anstrengen | aanspannen; inspannen |