Niederländisch
Detailübersetzungen für achteruitzetten (Niederländisch) ins Deutsch
achteruitzetten:
-
achteruitzetten (degraderen; in rang verlagen; terugzetten; terugplaatsen)
zurücksetzen; degradieren; zurückstellen; erniedrigen; herabmindern; herabsetzen-
zurückstellen Verb (stelle zurück, stellst zurück, stellt zurück, stellte zurück, stelltet zurück, zurückgestellt)
-
herabmindern Verb (mindre herab, minderst heran, mindert herab, minderte herab, mindertet herab, herabgemindert)
Konjugationen für achteruitzetten:
o.t.t.
- zet achteruit
- zet achteruit
- zet achteruit
- zetten achteruit
- zetten achteruit
- zetten achteruit
o.v.t.
- zette achteruit
- zette achteruit
- zette achteruit
- zetten achteruit
- zetten achteruit
- zetten achteruit
v.t.t.
- heb achteruitgezet
- hebt achteruitgezet
- heeft achteruitgezet
- hebben achteruitgezet
- hebben achteruitgezet
- hebben achteruitgezet
v.v.t.
- had achteruitgezet
- had achteruitgezet
- had achteruitgezet
- hadden achteruitgezet
- hadden achteruitgezet
- hadden achteruitgezet
o.t.t.t.
- zal achteruitzetten
- zult achteruitzetten
- zal achteruitzetten
- zullen achteruitzetten
- zullen achteruitzetten
- zullen achteruitzetten
o.v.t.t.
- zou achteruitzetten
- zou achteruitzetten
- zou achteruitzetten
- zouden achteruitzetten
- zouden achteruitzetten
- zouden achteruitzetten
diversen
- zet achteruit!
- zet achteruit!
- achteruitgezet
- achteruitzettende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für achteruitzetten:
Computerübersetzung von Drittern: