Niederländisch
Detailübersetzungen für afkloppen (Niederländisch) ins Deutsch
afkloppen:
-
afkloppen
Konjugationen für afkloppen:
o.t.t.
- klop af
- klopt af
- klopt af
- kloppen af
- kloppen af
- kloppen af
o.v.t.
- klopte af
- klopte af
- klopte af
- klopten af
- klopten af
- klopten af
v.t.t.
- heb afgeklopt
- hebt afgeklopt
- heeft afgeklopt
- hebben afgeklopt
- hebben afgeklopt
- hebben afgeklopt
v.v.t.
- had afgeklopt
- had afgeklopt
- had afgeklopt
- hadden afgeklopt
- hadden afgeklopt
- hadden afgeklopt
o.t.t.t.
- zal afkloppen
- zult afkloppen
- zal afkloppen
- zullen afkloppen
- zullen afkloppen
- zullen afkloppen
o.v.t.t.
- zou afkloppen
- zou afkloppen
- zou afkloppen
- zouden afkloppen
- zouden afkloppen
- zouden afkloppen
diversen
- klop af!
- klopt af!
- afgeklopt
- afkloppende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für afkloppen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
abklopfen | betikken | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
abklopfen | afkloppen | aankloppen; aantikken; bekloppen; kloppen; tegen kloppen; tikken |
abschlagen | afkloppen | abstineren; afbikken; afketsen; afkeuren; afslaan; afstemmen; afwijzen; afwimpelen; bedanken; danken; onthouden; ricocheren; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegbikken; wegstemmen |