Niederländisch
Detailübersetzungen für berokkenen (Niederländisch) ins Deutsch
berokkenen:
-
berokkenen (veroorzaken; aandoen)
Konjugationen für berokkenen:
o.t.t.
- berokken
- berokkent
- berokkent
- berokkenen
- berokkenen
- berokkenen
o.v.t.
- berokkende
- berokkende
- berokkende
- berokkenden
- berokkenden
- berokkenden
v.t.t.
- heb berokkend
- hebt berokkend
- heeft berokkend
- hebben berokkend
- hebben berokkend
- hebben berokkend
v.v.t.
- had berokkend
- had berokkend
- had berokkend
- hadden berokkend
- hadden berokkend
- hadden berokkend
o.t.t.t.
- zal berokkenen
- zult berokkenen
- zal berokkenen
- zullen berokkenen
- zullen berokkenen
- zullen berokkenen
o.v.t.t.
- zou berokkenen
- zou berokkenen
- zou berokkenen
- zouden berokkenen
- zouden berokkenen
- zouden berokkenen
diversen
- berokken!
- berokkent!
- berokkend
- berokkenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für berokkenen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
anstiften | aandoen; berokkenen; veroorzaken | aanstoken; oppoken; opstoken |
antun | aandoen; berokkenen; veroorzaken | aandoen; aangaan; beroeren; betreffen; kwaad doen; misdrijven; raken; treffen |
auslösen | aandoen; berokkenen; veroorzaken | activeren; ontketenen |
bewirken | aandoen; berokkenen; veroorzaken | bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen; zorg dragen; zorgen |
verursachen | aandoen; berokkenen; veroorzaken | aanleiding geven tot; losmaken; ophitsen; provoceren; teweegbrengen; uitdagen; uitlokken; veroorzaken |