Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- betuigen:
-
Wiktionary:
- betuigen → äußern, bekunden, bezeugen, zollen, bereuen, entschuldigen
- betuigen → begünstigen, beschirmen, protektieren, schützen, beschützen, geloben, verheißen, versprechen, zusagen, ausführen, bestellen, erfüllen, leisten, bürgen, Gewähr leisten, haften, verbürgen, behaupten, bestätigen, vergewissern, versichern, beteuern, zusichern, sicherstellen, beglaubigen, deklarieren, erklären, melden, anzeigen, verkünden, verzollen, ansagen, abbilden, repräsentieren, vertreten, vorstellen, beschreiben, spielen, ausdrücken, zum Ausdruck bringen
Niederländisch
Detailübersetzungen für betuigen (Niederländisch) ins Deutsch
betuigen:
-
betuigen (betonen)
Konjugationen für betuigen:
o.t.t.
- betuig
- betuigt
- betuigt
- betuigen
- betuigen
- betuigen
o.v.t.
- betuigde
- betuigde
- betuigde
- betuigden
- betuigden
- betuigden
v.t.t.
- heb betuigd
- hebt betuigd
- heeft betuigd
- hebben betuigd
- hebben betuigd
- hebben betuigd
v.v.t.
- had betuigd
- had betuigd
- had betuigd
- hadden betuigd
- hadden betuigd
- hadden betuigd
o.t.t.t.
- zal betuigen
- zult betuigen
- zal betuigen
- zullen betuigen
- zullen betuigen
- zullen betuigen
o.v.t.t.
- zou betuigen
- zou betuigen
- zou betuigen
- zouden betuigen
- zouden betuigen
- zouden betuigen
diversen
- betuig!
- betuigt!
- betuigd
- betuigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für betuigen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
bezeigen | betonen; betuigen | |
bezeugen | betonen; betuigen | getuigen |
erweisen | betonen; betuigen | aantonen; bewaarheid worden; bewijzen; blijken; doneren; geven; laten zien; nagaan; presenteren; schenken; staven; tonen; uitkomen; verifieren; vertonen; zekerstellen |
Wiktionary Übersetzungen für betuigen:
betuigen
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• betuigen | → begünstigen; beschirmen; protektieren; schützen; beschützen; geloben; verheißen; versprechen; zusagen; ausführen; bestellen; erfüllen; leisten; bürgen; Gewähr leisten; haften; verbürgen; behaupten; bestätigen; vergewissern; versichern; beteuern; zusichern; sicherstellen | ↔ assurer — rendre stable. |
• betuigen | → bestätigen; versichern; zusichern; beglaubigen | ↔ certifier — Témoigner qu’une chose est vraie. |
• betuigen | → deklarieren; erklären; melden; anzeigen; verkünden; verzollen; ansagen | ↔ déclarer — Faire connaître d’une façon manifeste. |
• betuigen | → abbilden; repräsentieren; vertreten; vorstellen; beschreiben; spielen; ausdrücken; zum Ausdruck bringen | ↔ représenter — présenter de nouveau. |