Niederländisch
Detailübersetzungen für bijeenharken (Niederländisch) ins Deutsch
bijeenharken:
-
bijeenharken
Konjugationen für bijeenharken:
o.t.t.
- hark bijeen
- harkt bijeen
- harkt bijeen
- harken bijeen
- harken bijeen
- harken bijeen
o.v.t.
- harkte bijeen
- harkte bijeen
- harkte bijeen
- harkten bijeen
- harkten bijeen
- harkten bijeen
v.t.t.
- heb bijeengeharkt
- hebt bijeengeharkt
- heeft bijeengeharkt
- hebben bijeengeharkt
- hebben bijeengeharkt
- hebben bijeengeharkt
v.v.t.
- had bijeengeharkt
- had bijeengeharkt
- had bijeengeharkt
- hadden bijeengeharkt
- hadden bijeengeharkt
- hadden bijeengeharkt
o.t.t.t.
- zal bijeenharken
- zult bijeenharken
- zal bijeenharken
- zullen bijeenharken
- zullen bijeenharken
- zullen bijeenharken
o.v.t.t.
- zou bijeenharken
- zou bijeenharken
- zou bijeenharken
- zouden bijeenharken
- zouden bijeenharken
- zouden bijeenharken
diversen
- hark bijeen!
- harkt bijeen!
- bijeengeharkt
- bijkeenharkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für bijeenharken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
harken | bijeenharken | aanharken; harken |
rechen | bijeenharken | aanharken; harken |
zusammen rechen | bijeenharken |