Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- coördineren:
-
Wiktionary:
- coördineren → koordinieren
- coördineren → koordinieren
Niederländisch
Detailübersetzungen für coördineren (Niederländisch) ins Deutsch
coördineren:
-
coördineren
koordinieren; führen; leiten; lenken-
koordinieren Verb (koordiniere, koordinierst, koordiniert, koordinierte, koordiniertet, koordiniert)
-
Konjugationen für coördineren:
o.t.t.
- coördineer
- coördineert
- coördineert
- coördineren
- coördineren
- coördineren
o.v.t.
- coördineerde
- coördineerde
- coördineerde
- coördineerden
- coördineerden
- coördineerden
v.t.t.
- heb gecoördineerd
- hebt gecoördineerd
- heeft gecoördineerd
- hebben gecoördineerd
- hebben gecoördineerd
- hebben gecoördineerd
v.v.t.
- had gecoördineerd
- had gecoördineerd
- had gecoördineerd
- hadden gecoördineerd
- hadden gecoördineerd
- hadden gecoördineerd
o.t.t.t.
- zal coördineren
- zult coördineren
- zal coördineren
- zullen coördineren
- zullen coördineren
- zullen coördineren
o.v.t.t.
- zou coördineren
- zou coördineren
- zou coördineren
- zouden coördineren
- zouden coördineren
- zouden coördineren
en verder
- ben gecoördineerd
- bent gecoördineerd
- is gecoördineerd
- zijn gecoördineerd
- zijn gecoördineerd
- zijn gecoördineerd
diversen
- coördineer!
- coördineert!
- gecoördineerd
- coördinerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für coördineren:
Wiktionary Übersetzungen für coördineren:
coördineren
Cross Translation:
verb
-
zo organiseren dat alles goed verloopt
- coördineren → koordinieren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• coördineren | → koordinieren | ↔ coordinate — to synchronize |