Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für dokt (Niederländisch) ins Deutsch
dokken:
Konjugationen für dokken:
o.t.t.
- dok
- dokt
- dokt
- dokken
- dokken
- dokken
o.v.t.
- dokte
- dokte
- dokte
- dokten
- dokten
- dokten
v.t.t.
- heb gedokt
- hebt gedokt
- heeft gedokt
- hebben gedokt
- hebben gedokt
- hebben gedokt
v.v.t.
- had gedokt
- had gedokt
- had gedokt
- hadden gedokt
- hadden gedokt
- hadden gedokt
o.t.t.t.
- zal dokken
- zult dokken
- zal dokken
- zullen dokken
- zullen dokken
- zullen dokken
o.v.t.t.
- zou dokken
- zou dokken
- zou dokken
- zouden dokken
- zouden dokken
- zouden dokken
en verder
- is gedokt
- zijn gedokt
diversen
- dok!
- dokt!
- gedokt
- dokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze