Niederländisch
Detailübersetzungen für doorknokken (Niederländisch) ins Deutsch
doorknokken:
-
doorknokken
Konjugationen für doorknokken:
o.t.t.
- knok door
- knokt door
- knokt door
- knokken door
- knokken door
- knokken door
o.v.t.
- knokte door
- knokte door
- knokte door
- knokten door
- knokten door
- knokten door
v.t.t.
- heb doorgeknokt
- hebt doorgeknokt
- heeft doorgeknokt
- hebben doorgeknokt
- hebben doorgeknokt
- hebben doorgeknokt
v.v.t.
- had doorgeknokt
- had doorgeknokt
- had doorgeknokt
- hadden doorgeknokt
- hadden doorgeknokt
- hadden doorgeknokt
o.t.t.t.
- zal doorknokken
- zult doorknokken
- zal doorknokken
- zullen doorknokken
- zullen doorknokken
- zullen doorknokken
o.v.t.t.
- zou doorknokken
- zou doorknokken
- zou doorknokken
- zouden doorknokken
- zouden doorknokken
- zouden doorknokken
diversen
- knok door!
- knokt door!
- doorgeknokt
- doorknokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für doorknokken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
durchhalten | doorknokken | doordouwen; doorleven; doorstaan; doorzetten; dragen; dulden; harden; standhouden; uithouden; uitzingen; velen; verdragen; verduren; verteren; volhouden; zich staande houden |