Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. draperen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für draperen (Niederländisch) ins Deutsch

draperen:

draperen Verb (drapeer, drapeert, drapeerde, drapeerden, gedrapeerd)

  1. draperen (met stof behangen)
    drapieren
    • drapieren Verb (drapiere, drapierst, drapiert, drapierte, drapiertet, drapiert)

Konjugationen für draperen:

o.t.t.
  1. drapeer
  2. drapeert
  3. drapeert
  4. draperen
  5. draperen
  6. draperen
o.v.t.
  1. drapeerde
  2. drapeerde
  3. drapeerde
  4. drapeerden
  5. drapeerden
  6. drapeerden
v.t.t.
  1. heb gedrapeerd
  2. hebt gedrapeerd
  3. heeft gedrapeerd
  4. hebben gedrapeerd
  5. hebben gedrapeerd
  6. hebben gedrapeerd
v.v.t.
  1. had gedrapeerd
  2. had gedrapeerd
  3. had gedrapeerd
  4. hadden gedrapeerd
  5. hadden gedrapeerd
  6. hadden gedrapeerd
o.t.t.t.
  1. zal draperen
  2. zult draperen
  3. zal draperen
  4. zullen draperen
  5. zullen draperen
  6. zullen draperen
o.v.t.t.
  1. zou draperen
  2. zou draperen
  3. zou draperen
  4. zouden draperen
  5. zouden draperen
  6. zouden draperen
en verder
  1. is gedrapeerd
  2. zijn gedrapeerd
diversen
  1. drapeer!
  2. drapeert!
  3. gedrapeerd
  4. draperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für draperen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
drapieren draperen; met stof behangen