Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
abholen
|
een snuif nemen; insnuiven; opsnuiven; snuiven
|
afhalen en meenemen; iets ophalen; ophalen; oppikken
|
aufziehen
|
een snuif nemen; insnuiven; opsnuiven; snuiven
|
aankweken; aanplanten; bouwen; construeren; fokken; foppen; genereren; heffen; hieuwen; hieven; hijsen; in de maling nemen; krammen; kweken; met een kram vastmaken; met een spil omhoogwerken; omhoog heffen; omhoogkomen; omhoogtrekken; opentrekken; opheffen; opkweken; opspannen; opstijgen; opvliegen; planten; procreëren; spannen; te pakken nemen; telen; verbouwen; voor de gek houden; voortbrengen
|
durch die Nase einziehen
|
een snuif nemen; insnuiven; opsnuiven; snuiven
|
afzuigen; drugs gebruiken; drugs snuiven; naspeuring doen; opzuigen; rechercheren; snuffelen; speuren; wegzuigen
|
einatmen
|
een snuif nemen; insnuiven; opsnuiven; snuiven
|
ademen; ademhalen; inademen; inhaleren
|
einschnauben
|
een snuif nemen; insnuiven; opsnuiven; snuiven
|
omhoogkomen; opstijgen; opvliegen
|
einschnupfen
|
een snuif nemen; insnuiven; opsnuiven; snuiven
|
omhoogkomen; opsnuffelen; opstijgen; opvliegen; uitvissen
|
einziehen
|
een snuif nemen; insnuiven; opsnuiven; snuiven
|
afzuigen; binnenmarcheren; binnentrekken; binnenvallen; eisen; iets verduren; incasseren; inmanen; inspringen; invorderen; inwinnen; onverwachts langskomen; opvangen; opzuigen; trachten te krijgen; verbeurdverklaren; vorderen; wegzuigen
|
hochziehen
|
een snuif nemen; insnuiven; opsnuiven; snuiven
|
heffen; hieuwen; hieven; hijsen; iets ophalen; lichten; met een spil omhoogwerken; met een takel ophijsen; naar boven tillen; omhoog brengen; omhoog heffen; omhooghalen; omhoogheffen; omhoogkomen; omhoogtrekken; opheffen; ophijsen; opstijgen; optillen; opvliegen; takelen; tillen
|
inhalieren
|
een snuif nemen; insnuiven; opsnuiven; snuiven
|
ademen; ademhalen; inademen; inhaleren; over de longen roken
|
schnauben
|
een snuif nemen; insnuiven; opsnuiven; snuiven
|
briesen; een loopneus hebben; hinniken; paardegeluid maken
|
schnaufen
|
een snuif nemen; insnuiven; opsnuiven; snuiven
|
blazen; een loopneus hebben; hijgen; hinniken; paardegeluid maken; puffen; zwaar ademhalen
|
schnupfen
|
een snuif nemen; insnuiven; opsnuiven; snuiven
|
een loopneus hebben; iets ophalen; inzuigen; naar binnen zuigen
|
schnuppern
|
een snuif nemen; insnuiven; opsnuiven; snuiven
|
drugs gebruiken; drugs snuiven; iets ophalen; sniffelen; snuffen
|
schnüffeln
|
een snuif nemen; insnuiven; opsnuiven; snuiven
|
drugs gebruiken; drugs snuiven; een loopneus hebben; gluren; naspeuring doen; neuzen; rechercheren; rondwroeten; snuffelen; speuren; stiekem kijken
|
ziehen
|
een snuif nemen; insnuiven; opsnuiven; snuiven
|
aankweken; aanplanten; fokken; genereren; hieuwen; hieven; iets ophalen; kweken; lenen; met een spil omhoogwerken; ontlenen; opfokken; opkweken; planten; procreëren; rukken; slepen; sleuren; telen; tochten; trekken; verbouwen; voortbrengen
|