Niederländisch
Detailübersetzungen für geraken (Niederländisch) ins Deutsch
geraken:
-
geraken (belanden; terechtkomen; verzeilen)
-
geraken (terecht komen)
Konjugationen für geraken:
o.t.t.
- geraak
- geraakt
- geraakt
- geraken
- geraken
- geraken
o.v.t.
- geraakte
- geraakte
- geraakte
- geraakten
- geraakten
- geraakten
v.t.t.
- ben geraakt
- bent geraakt
- is geraakt
- zijn geraakt
- zijn geraakt
- zijn geraakt
v.v.t.
- was geraakt
- was geraakt
- was geraakt
- waren geraakt
- waren geraakt
- waren geraakt
o.t.t.t.
- zal geraken
- zult geraken
- zal geraken
- zullen geraken
- zullen geraken
- zullen geraken
o.v.t.t.
- zou geraken
- zou geraken
- zou geraken
- zouden geraken
- zouden geraken
- zouden geraken
diversen
- geraak!
- geraakt!
- geraakt
- gerakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für geraken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
angelangen | geraken; terecht komen | aankomen; arriveren; bereiken; doordringen; penetreren in |
aufschlagen | geraken; terecht komen | grootspreken; ontsluiten; opendoen; openen; openmaken; openslaan; opscheppen; opsnijden; snoeven |
eintreffen | geraken; terecht komen | aankomen; arriveren; bewaarheid worden; blijken; uitkomen |
erreichen | geraken; terecht komen | behalen; bereiken; doen; doordringen; handelen; lenen; ontlenen; penetreren in; uitrichten; uitvoeren; verkrijgen; verrichten; winnen |
geraten | belanden; geraken; terecht komen; terechtkomen; verzeilen | slagen voor |
hingeraten | belanden; geraken; terecht komen; terechtkomen; verzeilen | landen; neerkomen; op de grond komen; terechtkomen; verzeild raken |
kommen | belanden; geraken; terecht komen; terechtkomen; verzeilen | komen |