Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- gestreken:
- strijken:
-
Wiktionary:
- strijken → niederholen, einholen
- strijken → streichen, bügeln, Bügeln, streicheln, senken, absenken, herablassen, erniedrigen, entwürdigen, diskreditieren, in Misskredit bringen, in Verruf bringen, reduzieren, umbringen, verderben, demütigen
Niederländisch
Detailübersetzungen für gestreken (Niederländisch) ins Deutsch
gestreken:
Übersetzung Matrix für gestreken:
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
gebügelt | gestreken |
strijken:
-
strijken (gladstrijken)
Konjugationen für strijken:
o.t.t.
- strijk
- strijkt
- strijkt
- strijken
- strijken
- strijken
o.v.t.
- streek
- streek
- streek
- streken
- streken
- streken
v.t.t.
- heb gestreken
- hebt gestreken
- heeft gestreken
- hebben gestreken
- hebben gestreken
- hebben gestreken
v.v.t.
- had gestreken
- had gestreken
- had gestreken
- hadden gestreken
- hadden gestreken
- hadden gestreken
o.t.t.t.
- zal strijken
- zult strijken
- zal strijken
- zullen strijken
- zullen strijken
- zullen strijken
o.v.t.t.
- zou strijken
- zou strijken
- zou strijken
- zouden strijken
- zouden strijken
- zouden strijken
en verder
- ben gestreken
- bent gestreken
- is gestreken
- zijn gestreken
- zijn gestreken
- zijn gestreken
diversen
- strijk!
- strijkt!
- gestreken
- strijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für strijken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
ausbügeln | gladstrijken; strijken | ding rechtzetten; effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken |
bügeln | gladstrijken; strijken | effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken |
glattbügeln | gladstrijken; strijken | |
glätten | gladstrijken; strijken | effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; gladwrijven; planeren; vereffenen |
Verwandte Definitionen für "strijken":
Wiktionary Übersetzungen für strijken:
strijken
Cross Translation:
verb
-
iets laten zakken
- strijken → niederholen; einholen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• strijken | → streichen | ↔ bow — to play music on using a bow |
• strijken | → bügeln | ↔ iron — to pass an iron over clothing |
• strijken | → Bügeln | ↔ ironing — act of pressing clothes with an iron |
• strijken | → streicheln; streichen | ↔ stroke — to move one's hand or an object over the surface of |
• strijken | → senken; absenken; herablassen; erniedrigen; entwürdigen; diskreditieren; in Misskredit bringen; in Verruf bringen; reduzieren; umbringen; verderben; streichen; demütigen | ↔ abaisser — Mettre en position plus basse, faire descendre, diminuer la hauteur. |