Niederländisch

Detailübersetzungen für gevangenhouden (Niederländisch) ins Deutsch

gevangenhouden:

gevangenhouden Verb

  1. gevangenhouden (detineren; vasthouden; in hechtenis houden)
    verhaften; in Haft behalten; internieren; einschließen; festhalten; einsperren; verschließen; festsetzen; einpferchen; gefangen halten
    • verhaften Verb (verhafte, verhaftest, verhaftet, verhaftete, verhaftetet, verhaftet)
    • internieren Verb (interniere, internierst, interniert, internierte, interniertet, interniert)
    • einschließen Verb (schließe ein, schließest ein, schließt ein, schloß ein, schloßet ein, eingeschlossen)
    • festhalten Verb (halte fest, hältst fest, hält fest, hielte fest, hieltet fest, festgehalten)
    • einsperren Verb (sperre ein, sperrst ein, sperrt ein, sperrte ein, sperrtet ein, eingesperrt)
    • verschließen Verb (verschließe, verschließt, verschloß, verschloßt, verschlossen)
    • festsetzen Verb (setze fest, setzt fest, setzte fest, setztet fest, festgesetzt)
    • einpferchen Verb (pferche ein, pferchst ein, pfercht ein, pferchte ein, pferchtet ein, eingepfercht)

Übersetzung Matrix für gevangenhouden:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
einpferchen detineren; gevangenhouden; in hechtenis houden; vasthouden bijsluiten; bijvoegen; gevangen zetten; insluiten; interneren; isoleren; kooien; omsingelen; omsluiten; opsluiten; toevoegen
einschließen detineren; gevangenhouden; in hechtenis houden; vasthouden bijsluiten; bijvoegen; erbij rekenen; gevangen zetten; in de cel zetten; inleggen; inpassen; insluiten; interneren; invoegen; isoleren; meerekenen; meetellen; omgeven; omringen; omsingelen; omsluiten; opsluiten; passen in; toevoegen; tussenleggen; vastzetten
einsperren detineren; gevangenhouden; in hechtenis houden; vasthouden aanhouden; arresteren; bijsluiten; bijvoegen; gevangen zetten; gevangennemen; in de cel zetten; in hechtenis nemen; inrekenen; insluiten; interneren; isoleren; kooien; oppakken; opsluiten; schutten; toevoegen; vastzetten; vatten
festhalten detineren; gevangenhouden; in hechtenis houden; vasthouden aanklampen; beet hebben; beetgrijpen; beethouden; beetpakken; bevestigen; grijpen; indexeren; knellen; niet laten gaan; van indexnummers voorzien; vastbinden; vasthebben; vasthouden; vastklampen; vastklemmen; vastknellen; vastleggen; vastmaken; vastpakken; vastzetten; verbinden; verzekeren
festsetzen detineren; gevangenhouden; in hechtenis houden; vasthouden bepalen; beslissen; besluiten; definiëren; determineren; gevangen zetten; interneren; isoleren; nader omschrijven; omschrijven; op spaarrekening vastzetten; opsluiten; preciseren; vaststellen; vastzetten
gefangen halten detineren; gevangenhouden; in hechtenis houden; vasthouden
in Haft behalten detineren; gevangenhouden; in hechtenis houden; vasthouden
internieren detineren; gevangenhouden; in hechtenis houden; vasthouden
verhaften detineren; gevangenhouden; in hechtenis houden; vasthouden aanhouden; arresteren; gevangennemen; grijpen; in hechtenis nemen; inrekenen; klauwen; obsederen; oppakken; pakken; vangen; vatten; verstrikken
verschließen detineren; gevangenhouden; in hechtenis houden; vasthouden afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichten; dichtmaken; dichtstoppen; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; stoppen; toedoen; toemaken; toetrekken; vergrendelen