Niederländisch

Detailübersetzungen für inschuiven (Niederländisch) ins Deutsch

inschuiven:

inschuiven Verb (schuif in, schuift in, schoof in, schoven in, ingeschoven)

  1. inschuiven (naar elkaar toe schuiven)
    einschieben; einfügen
    • einschieben Verb (schiebe ein, schiebst ein, schiebt ein, schob ein, schobt ein, eingeschoben)
    • einfügen Verb (füge ein, fügst ein, fügt ein, fügte ein, fügtet ein, eingefügt)

Konjugationen für inschuiven:

o.t.t.
  1. schuif in
  2. schuift in
  3. schuift in
  4. schuiven in
  5. schuiven in
  6. schuiven in
o.v.t.
  1. schoof in
  2. schoof in
  3. schoof in
  4. schoven in
  5. schoven in
  6. schoven in
v.t.t.
  1. ben ingeschoven
  2. bent ingeschoven
  3. is ingeschoven
  4. zijn ingeschoven
  5. zijn ingeschoven
  6. zijn ingeschoven
v.v.t.
  1. was ingeschoven
  2. was ingeschoven
  3. was ingeschoven
  4. waren ingeschoven
  5. waren ingeschoven
  6. waren ingeschoven
o.t.t.t.
  1. zal inschuiven
  2. zult inschuiven
  3. zal inschuiven
  4. zullen inschuiven
  5. zullen inschuiven
  6. zullen inschuiven
o.v.t.t.
  1. zou inschuiven
  2. zou inschuiven
  3. zou inschuiven
  4. zouden inschuiven
  5. zouden inschuiven
  6. zouden inschuiven
en verder
  1. heb ingeschoven
  2. hebt ingeschoven
  3. heeft ingeschoven
  4. hebben ingeschoven
  5. hebben ingeschoven
  6. hebben ingeschoven
diversen
  1. schuif in!
  2. schuift in!
  3. ingeschoven
  4. inschuivend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für inschuiven:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
einfügen inschuiven; naar elkaar toe schuiven aanpassen; inbedden; inbrengen; inlassen; inleggen; inpassen; invoegen; op proef aantrekken; overgaan op nieuwe rijbaan; passen; passen in; plakken; tussen zetten; tussenleggen; zich aanpassen; zich schikken; zich voegen naar
einschieben inschuiven; naar elkaar toe schuiven inlassen; invoegen; overgaan op nieuwe rijbaan