Niederländisch
Detailübersetzungen für insinueren (Niederländisch) ins Deutsch
insinueren:
-
insinueren (aantijgen)
insinuieren; unterstellen; zustellen-
unterstellen Verb (unterstelle, unterstellst, unterstellt, unterstellte, unterstelltet, unterstellt)
Konjugationen für insinueren:
o.t.t.
- insinueer
- insinueert
- insinueert
- insinueren
- insinueren
- insinueren
o.v.t.
- insinueerde
- insinueerde
- insinueerde
- insinueerden
- insinueerden
- insinueerden
v.t.t.
- heb geïnsinueerd
- hebt geïnsinueerd
- heeft geïnsinueerd
- hebben geïnsinueerd
- hebben geïnsinueerd
- hebben geïnsinueerd
v.v.t.
- had geïnsinueerd
- had geïnsinueerd
- had geïnsinueerd
- hadden geïnsinueerd
- hadden geïnsinueerd
- hadden geïnsinueerd
o.t.t.t.
- zal insinueren
- zult insinueren
- zal insinueren
- zullen insinueren
- zullen insinueren
- zullen insinueren
o.v.t.t.
- zou insinueren
- zou insinueren
- zou insinueren
- zouden insinueren
- zouden insinueren
- zouden insinueren
en verder
- is geïnsinueerd
diversen
- insinueer!
- insinueert!
- geïnsinueerd
- insinuerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für insinueren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
insinuieren | aantijgen; insinueren | |
unterstellen | aantijgen; insinueren | bewaren; opzij leggen; stallen; wegzetten |
zustellen | aantijgen; insinueren | aanleveren; afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; geven; leveren; orderen; overhandigen; rondbrengen; schenken; thuisbezorgen; toeleveren; verlenen; verstrekken |