Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. invoelen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für invoelen (Niederländisch) ins Deutsch

invoelen:

invoelen Verb (voel in, voelt in, voelde in, voelden in, ingevoeld)

  1. invoelen (inleven; voelen; meeleven)
    fühlen; einleben; einfühlen; mitleben

Konjugationen für invoelen:

o.t.t.
  1. voel in
  2. voelt in
  3. voelt in
  4. voelen in
  5. voelen in
  6. voelen in
o.v.t.
  1. voelde in
  2. voelde in
  3. voelde in
  4. voelden in
  5. voelden in
  6. voelden in
v.t.t.
  1. heb ingevoeld
  2. hebt ingevoeld
  3. heeft ingevoeld
  4. hebben ingevoeld
  5. hebben ingevoeld
  6. hebben ingevoeld
v.v.t.
  1. had ingevoeld
  2. had ingevoeld
  3. had ingevoeld
  4. hadden ingevoeld
  5. hadden ingevoeld
  6. hadden ingevoeld
o.t.t.t.
  1. zal invoelen
  2. zult invoelen
  3. zal invoelen
  4. zullen invoelen
  5. zullen invoelen
  6. zullen invoelen
o.v.t.t.
  1. zou invoelen
  2. zou invoelen
  3. zou invoelen
  4. zouden invoelen
  5. zouden invoelen
  6. zouden invoelen
diversen
  1. voel in!
  2. voelt in!
  3. ingevoeld
  4. invoelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für invoelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
einfühlen inleven; invoelen; meeleven; voelen
einleben inleven; invoelen; meeleven; voelen
fühlen inleven; invoelen; meeleven; voelen aanvoelen; bemerken; bespeuren; betasten; bevoelen; doorleven; doorstaan; gewaarworden; iets voelen; merken; ontwaren; verdragen; verduren; verteren; vingeren; voelen; voorvoelen; waarnemen; zien
mitleben inleven; invoelen; meeleven; voelen