Übersicht


Niederländisch

Detailübersetzungen für kletspraat verkopen (Niederländisch) ins Deutsch

kletspraat verkopen:

kletspraat verkopen Verb

  1. kletspraat verkopen (lullen; zwammen; zwetsen; zeveren)
    babbeln; klatschen; schwatzen; brabbeln; dummes Zeug verkaufen; plaudern; quatschen; schwätzen; tratschen; quasseln; plappern; schnattern; schwafeln
    • babbeln Verb (babbele, babbelst, babbelt, babbelte, babbeltet, gebabbelt)
    • klatschen Verb (klatsche, klatschst, klatscht, klatschte, klatschtet, geklatscht)
    • schwatzen Verb (schwatze, schwatzt, schwatzte, schwatztet, geschwatzt)
    • brabbeln Verb (brabbele, brabbelst, brabbelt, brabbelte, brabbeltet, gebrabbelt)
    • plaudern Verb (plaudere, plauderst, plaudert, plauderte, plaudertet, geplaudert)
    • quatschen Verb (quatsche, quatschst, quatscht, quatschte, quatschtet, gequatscht)
    • schwätzen Verb (schwätze, schwätzt, schwätzte, schwätztet, geschwätzt)
    • tratschen Verb (tratsche, tratscht, tratschte, tratschtet, getratscht)
    • quasseln Verb (quassele, quasselst, quasselt, quasselte, quasseltet, gequasselt)
    • plappern Verb (plappere, plapperst, plappert, plapperte, plappertet, geplappert)
    • schnattern Verb (schnattere, schnatterst, schnattert, schnatterte, schnattertet, geschnattert)
    • schwafeln Verb (schwafele, schwafelst, schwafelt, schwafelte, schwafeltet, geschwafelt)

Übersetzung Matrix für kletspraat verkopen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
babbeln kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen babbelen; brabbelen; kakelen; klappen; kletsen; krompraten; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen
brabbeln kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen bazelen; lallen; mompelen; morren; murmelen; murmeren; ontevreden mompelen; prevelen; slissen; wauwelen
dummes Zeug verkaufen kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen
klatschen kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen applaudisseren; babbelen; belasteren; kakelen; klappen; kletsen; kwaadspreken; kwebbelen; kwekken; kwetteren; lasteren; praten; roddelen; snateren; spreken; wauwelen; zwammen
plappern kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen babbelen; brabbelen; flappen; kakelen; klappen; kletsen; krompraten; kwaken; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen
plaudern kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen babbelen; bezet zijn; bomen; communiceren; converseren; een boom opzetten; een conversatie hebben; in contact staan; in gesprek zijn; kakelen; keuvelen; klappen; kletsen; kouten; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; verbabbelen; verpraten; wauwelen; zwammen
quasseln kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwaken; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen
quatschen kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen babbelen; communiceren; een conversatie hebben; ijlen; in contact staan; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; leuteren; onzin uitkramen; onzin verkopen; praten; raaskallen; snateren; spreken; wartaal spreken; wauwelen; zwammen
schnattern kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen babbelen; bibberen; kakelen; klappertanden; kletsen; kleumen; koulijden; kwaken; kwebbelen; kwetteren; ratelen; snateren
schwafeln kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen leuteren
schwatzen kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen babbelen; bomen; een boom opzetten; kakelen; klappen; kletsen; kwaken; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; ratelen; snateren; spreken; wauwelen; zwammen
schwätzen kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen babbelen; ijlen; kakelen; klappen; kletsen; kwaken; kwebbelen; kwekken; kwetteren; onzin uitkramen; onzin verkopen; praten; protesteren; raaskallen; snateren; spreken; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren; wartaal spreken; wauwelen; zwammen
tratschen kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen babbelen; belasteren; kakelen; klappen; kletsen; kwaadspreken; kwebbelen; kwekken; kwetteren; lasteren; praten; roddelen; snateren; spreken; wauwelen; zwammen

Computerübersetzung von Drittern:

Verwandte Übersetzungen für kletspraat verkopen