Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. leunen tegen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für leunen tegen (Niederländisch) ins Deutsch

leunen tegen:

leunen tegen Verb (leun tegen, leunt tegen, leunde tegen, leunden tegen, tegen geleund)

  1. leunen tegen (aanleunen)
    anlehnen; lehnen gegen

Konjugationen für leunen tegen:

o.t.t.
  1. leun tegen
  2. leunt tegen
  3. leunt tegen
  4. leunen tegen
  5. leunen tegen
  6. leunen tegen
o.v.t.
  1. leunde tegen
  2. leunde tegen
  3. leunde tegen
  4. leunden tegen
  5. leunden tegen
  6. leunden tegen
v.t.t.
  1. heb tegen geleund
  2. hebt tegen geleund
  3. heeft tegen geleund
  4. hebben tegen geleund
  5. hebben tegen geleund
  6. hebben tegen geleund
v.v.t.
  1. had tegen geleund
  2. had tegen geleund
  3. had tegen geleund
  4. hadden tegen geleund
  5. hadden tegen geleund
  6. hadden tegen geleund
o.t.t.t.
  1. zal leunen tegen
  2. zult leunen tegen
  3. zal leunen tegen
  4. zullen leunen tegen
  5. zullen leunen tegen
  6. zullen leunen tegen
o.v.t.t.
  1. zou leunen tegen
  2. zou leunen tegen
  3. zou leunen tegen
  4. zouden leunen tegen
  5. zouden leunen tegen
  6. zouden leunen tegen
en verder
  1. is tegen geleund
diversen
  1. leun tegen!
  2. leunt tegen!
  3. tegen geleund
  4. leunend tegen
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

leunen tegen [znw.] Nomen

  1. leunen tegen
    Anlehnen; Gegenlehnen

Übersetzung Matrix für leunen tegen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Anlehnen leunen tegen leunen; steunen op
Gegenlehnen leunen tegen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
anlehnen aanleunen; leunen tegen
lehnen gegen aanleunen; leunen tegen

Verwandte Übersetzungen für leunen tegen