Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. lik:
  2. likken:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für lik (Niederländisch) ins Deutsch

lik:

lik [de ~ (m)] Nomen

  1. de lik (strafgevangenis; gevangenis; doos; )
    die Strafanstalt; die Strafvollzugsanstalt
  2. de lik (klodder; kwak; kledder)
    der Schmutz; der Schlamm; der Klacks; der Klecks; der Dreck; der Klumpen; der Matsch

lik

  1. lik (tongveeg)

Übersetzung Matrix für lik:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Dreck kledder; klodder; kwak; lik beer; drek; excrementen; fecaliën; feces; goorheid; groezeligheid; kak; poep; prut; schijt; smeerlapperij; smerigheid; smurrie; stofje; stront; uitscheiding; uitwerpselen; vervuiling; viesheid; viespeukerij; viezigheid; vuil; vuilheid; vuiligheid; vuiltje
Klacks kledder; klodder; kwak; lik
Klecks kledder; klodder; kwak; lik klont; klonter; moesje; nop; smet; spat; spatje; spatter; stip; stipje; stippel; uitstrijkje; vlek; vlekje; vuile plek; zwabber
Klumpen kledder; klodder; kwak; lik berg; bonk; bonkend geluid; brok; groot en dik stuk; homp; hoop; klont; klonter; kluit; suikerklontje
Lecken gelik
Matsch kledder; klodder; kwak; lik bagger; modder; prut; slib; slijk; slik
Schlamm kledder; klodder; kwak; lik bagger; bezinksel; dik; drab; droesem; grondsop; modder; moer; prut; slib; slijk; slik; zetsel
Schmutz kledder; klodder; kwak; lik drab; drek; goorheid; groezeligheid; kak; morsigheid; poep; prut; schijt; slonzigheid; smeerlapperij; smerigheid; smurrie; stront; vervuiling; viesheid; viespeukerij; viezigheid; vuil; vuilheid; vuiligheid; zwijnenboel
Strafanstalt bajes; bak; doos; gevangenis; lik; nor; petoet; spinhuis; strafgevangenis; strafinrichting; strafplaats huis van bewaring; krijgsgevangenschap
Strafvollzugsanstalt bajes; bak; doos; gevangenis; lik; nor; petoet; spinhuis; strafgevangenis; strafinrichting; strafplaats
OtherVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Lecken lik; tongveeg

Verwandte Wörter für "lik":


likken:

likken Verb (lik, likt, likte, likten, gelikt)

  1. likken (aflikken)
    lecken; ablecken
    • lecken Verb (lecke, leckst, leckt, leckte, lecktet, geleckt)
    • ablecken Verb (lecke ab, leckst ab, leckt ab, leckte ab, lecktet ab, abgeleckt)

Konjugationen für likken:

o.t.t.
  1. lik
  2. likt
  3. likt
  4. likken
  5. likken
  6. likken
o.v.t.
  1. likte
  2. likte
  3. likte
  4. likten
  5. likten
  6. likten
v.t.t.
  1. heb gelikt
  2. hebt gelikt
  3. heeft gelikt
  4. hebben gelikt
  5. hebben gelikt
  6. hebben gelikt
v.v.t.
  1. had gelikt
  2. had gelikt
  3. had gelikt
  4. hadden gelikt
  5. hadden gelikt
  6. hadden gelikt
o.t.t.t.
  1. zal likken
  2. zult likken
  3. zal likken
  4. zullen likken
  5. zullen likken
  6. zullen likken
o.v.t.t.
  1. zou likken
  2. zou likken
  3. zou likken
  4. zouden likken
  5. zouden likken
  6. zouden likken
en verder
  1. ben gelikt
  2. bent gelikt
  3. is gelikt
  4. zijn gelikt
  5. zijn gelikt
  6. zijn gelikt
diversen
  1. lik!
  2. likt!
  3. gelikt
  4. likkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

likken [de ~] Nomen, Plural

  1. de likken (gevangenissen; bakken; norren)
    die Gefängnisse

Übersetzung Matrix für likken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Gefängnisse bakken; gevangenissen; likken; norren
ablecken aflikken; likken
lecken aflikken; likken
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ablecken aflikken; likken snoepen
lecken aflikken; likken afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; lek zijn; lekken; sijpelen; snoepen; uitdruppelen

Verwandte Wörter für "likken":


Wiktionary Übersetzungen für likken:

likken
verb
  1. met de tong aanraken

Cross Translation:
FromToVia
likken lecken lick — to stroke with a tongue
likken lecken lécherpasser la langue sur quelque chose.