Niederländisch
Detailübersetzungen für mismaakt (Niederländisch) ins Deutsch
mismaakt:
-
mismaakt (misvormd)
verkrüppelt; mißgebildet; entstellt; beschädigt; verunstaltet-
verkrüppelt Adjektiv
-
mißgebildet Adjektiv
-
entstellt Adjektiv
-
beschädigt Adjektiv
-
verunstaltet Adjektiv
-
Übersetzung Matrix für mismaakt:
Adjective | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
beschädigt | mismaakt; misvormd | aan flarden; aan scherven; aangeslagen; beschadigd; gebarsten; gebroken; gehavend; geschonden; gewond; kapot; stuk |
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
entstellt | mismaakt; misvormd | verminkt; verminkte |
mißgebildet | mismaakt; misvormd | verminkt; verminkte |
verkrüppelt | mismaakt; misvormd | kreupel; lam; mank; vergroeid; verminkt; verminkte |
verunstaltet | mismaakt; misvormd | ontsierd; verminkt; verminkte |
Verwandte Wörter für "mismaakt":
mismaken:
-
mismaken (verminken; misvormen)
verstümmeln; verzerren; schänden; entstellen; verunstalten-
verunstalten Verb (verunstalte, verunstaltest, verunstaltet, verunstaltete, verunstaltetet, verunstaltet)
Konjugationen für mismaken:
o.t.t.
- mismaak
- mismaakt
- mismaakt
- mismaken
- mismaken
- mismaken
o.v.t.
- mismaakte
- mismaakte
- mismaakte
- mismaakten
- mismaakten
- mismaakten
v.t.t.
- ben mismaakt
- bent mismaakt
- is mismaakt
- zijn mismaakt
- zijn mismaakt
- zijn mismaakt
v.v.t.
- was mismaakt
- was mismaakt
- was mismaakt
- waren mismaakt
- waren mismaakt
- waren mismaakt
o.t.t.t.
- zal mismaken
- zult mismaken
- zal mismaken
- zullen mismaken
- zullen mismaken
- zullen mismaken
o.v.t.t.
- zou mismaken
- zou mismaken
- zou mismaken
- zouden mismaken
- zouden mismaken
- zouden mismaken
diversen
- mismaak!
- mismaakt!
- mismaakt
- mismakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für mismaken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
entstellen | mismaken; misvormen; verminken | corrumperen; verbasteren; verderven; verdraaien; vertekenen; vervormen |
schänden | mismaken; misvormen; verminken | lelijk maken; onteren; ontheiligen; ontsieren; ontwijden; schenden; schoonheid benadelen |
verstümmeln | mismaken; misvormen; verminken | |
verunstalten | mismaken; misvormen; verminken | lelijk maken; ontsieren; schoonheid benadelen |
verzerren | mismaken; misvormen; verminken | een andere vorm geven; verbasteren; vertekenen; vervormen; verwringen |