Niederländisch
Detailübersetzungen für neerschieten (Niederländisch) ins Deutsch
neerschieten:
-
neerschieten (schieten op)
schießen auf-
schießen auf Verb
-
-
neerschieten (overhoopschieten)
erschießen; niederschießen; abschießen; über den Haufen schießen-
erschießen Verb
-
niederschießen Verb (schieße nieder, schießest nieder, schießt nieder, schoß nieder, schoßt nieder, niedergeschossen)
-
-
neerschieten
niederschießen; schnell nach unten schießen; hinunterschiessen; herabschiessen; herabspringen; herunterschiessen-
niederschießen Verb (schieße nieder, schießest nieder, schießt nieder, schoß nieder, schoßt nieder, niedergeschossen)
-
hinunterschiessen Verb
-
herabspringen Verb (springe herab, springst herab, springt herab, sprang herab, sprangt herab, gesprungen)
-
herunterschiessen Verb (schiesse herunter, schiesst herunter, schoss herunter, schosst herunter, heruntergeschossen)
-
Konjugationen für neerschieten:
o.t.t.
- schiet neer
- schiet neer
- schiet neer
- schieten neer
- schieten neer
- schieten neer
o.v.t.
- schoot neer
- schoot neer
- schoot neer
- schoten neer
- schoten neer
- schoten neer
v.t.t.
- heb neergeschoten
- hebt neergeschoten
- heeft neergeschoten
- hebben neergeschoten
- hebben neergeschoten
- hebben neergeschoten
v.v.t.
- had neergeschoten
- had neergeschoten
- had neergeschoten
- hadden neergeschoten
- hadden neergeschoten
- hadden neergeschoten
o.t.t.t.
- zal neerschieten
- zult neerschieten
- zal neerschieten
- zullen neerschieten
- zullen neerschieten
- zullen neerschieten
o.v.t.t.
- zou neerschieten
- zou neerschieten
- zou neerschieten
- zouden neerschieten
- zouden neerschieten
- zouden neerschieten
en verder
- ben neergeschoten
- bent neergeschoten
- is neergeschoten
- zijn neergeschoten
- zijn neergeschoten
- zijn neergeschoten
diversen
- schiet neer!
- schiet neer!
- neergeschoten
- neerschietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
neerschieten (doodschieten; neerleggen)