Niederländisch
Detailübersetzungen für omkaderen (Niederländisch) ins Deutsch
omkaderen:
-
omkaderen
Konjugationen für omkaderen:
o.t.t.
- omkader
- omkadert
- omkadert
- omkaderen
- omkaderen
- omkaderen
o.v.t.
- omkaderde
- omkaderde
- omkaderde
- omkaderden
- omkaderden
- omkaderden
v.t.t.
- ben omkaderd
- bent omkaderd
- is omkaderd
- zijn omkaderd
- zijn omkaderd
- zijn omkaderd
v.v.t.
- was omkaderd
- was omkaderd
- was omkaderd
- waren omkaderd
- waren omkaderd
- waren omkaderd
o.t.t.t.
- zal omkaderen
- zult omkaderen
- zal omkaderen
- zullen omkaderen
- zullen omkaderen
- zullen omkaderen
o.v.t.t.
- zou omkaderen
- zou omkaderen
- zou omkaderen
- zouden omkaderen
- zouden omkaderen
- zouden omkaderen
diversen
- omkader!
- omkadert!
- omkaderd
- omkaderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für omkaderen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
einrahmen | omkaderen | inlijsten; inramen; insluiten; omlijsten; omsingelen; omsluiten |
einsäumen | omkaderen | afzetten; beknotten; beperken; bijsluiten; bijvoegen; insluiten; omranden; omsingelen; omsluiten; toevoegen |