Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- ontheiligend:
- ontheiligen:
-
Wiktionary:
- ontheiligen → entweihen
Niederländisch
Detailübersetzungen für ontheiligend (Niederländisch) ins Deutsch
ontheiligend:
-
ontheiligend (godslasterend; profaan; godslasterlijk; blasfemisch)
gotteslästerlich-
gotteslästerlich Adjektiv
-
Übersetzung Matrix für ontheiligend:
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
gotteslästerlich | blasfemisch; godslasterend; godslasterlijk; ontheiligend; profaan |
ontheiligend form of ontheiligen:
Konjugationen für ontheiligen:
o.t.t.
- ontheilig
- ontheiligt
- ontheiligt
- ontheiligen
- ontheiligen
- ontheiligen
o.v.t.
- ontheiligde
- ontheiligde
- ontheiligde
- ontheiligden
- ontheiligden
- ontheiligden
v.t.t.
- heb ontheiligd
- hebt ontheiligd
- heeft ontheiligd
- hebben ontheiligd
- hebben ontheiligd
- hebben ontheiligd
v.v.t.
- had ontheiligd
- had ontheiligd
- had ontheiligd
- hadden ontheiligd
- hadden ontheiligd
- hadden ontheiligd
o.t.t.t.
- zal ontheiligen
- zult ontheiligen
- zal ontheiligen
- zullen ontheiligen
- zullen ontheiligen
- zullen ontheiligen
o.v.t.t.
- zou ontheiligen
- zou ontheiligen
- zou ontheiligen
- zouden ontheiligen
- zouden ontheiligen
- zouden ontheiligen
diversen
- ontheilig!
- ontheiligt!
- ontheiligd
- ontheiligend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für ontheiligen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
entehren | ontheiligen; ontwijden; schenden | |
entweihen | ontheiligen; ontwijden; schenden | kapotmaken; moeren; mollen |
entwürdigen | ontheiligen; ontwijden; schenden | |
freveln | ontheiligen; ontwijden; schenden | |
schänden | ontheiligen; ontwijden; schenden | lelijk maken; mismaken; misvormen; onteren; ontsieren; ontwijden; schoonheid benadelen; verminken |
Wiktionary Übersetzungen für ontheiligen:
ontheiligen
verb
-
geweihte oder geheiligte Dinge schänden, entehren