Niederländisch
Detailübersetzungen für opdwarrelen (Niederländisch) ins Deutsch
opdwarrelen:
-
opdwarrelen
Konjugationen für opdwarrelen:
o.t.t.
- dwarrel op
- dwarrelt op
- dwarrelt op
- dwarrelen op
- dwarrelen op
- dwarrelen op
o.v.t.
- dwarrelde op
- dwarrelde op
- dwarrelde op
- dwarrelden op
- dwarrelden op
- dwarrelden op
v.t.t.
- ben opgedwarreld
- bent opgedwarreld
- is opgedwarreld
- zijn opgedwarreld
- zijn opgedwarreld
- zijn opgedwarreld
v.v.t.
- was opgedwarreld
- was opgedwarreld
- was opgedwarreld
- waren opgedwarreld
- waren opgedwarreld
- waren opgedwarreld
o.t.t.t.
- zal opdwarrelen
- zult opdwarrelen
- zal opdwarrelen
- zullen opdwarrelen
- zullen opdwarrelen
- zullen opdwarrelen
o.v.t.t.
- zou opdwarrelen
- zou opdwarrelen
- zou opdwarrelen
- zouden opdwarrelen
- zouden opdwarrelen
- zouden opdwarrelen
diversen
- dwarrel op!
- dwarrelt op!
- opgedwarreld
- opdwarrelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für opdwarrelen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
aufwirbeln | opdwarrelen | jachten; omhoogkomen; opdrijven; ophitsen; opjagen; opstijgen; opstuiven; opvliegen; opwaaien; voortjagen |