Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. opslag geven:


Niederländisch

Detailübersetzungen für opslag geven (Niederländisch) ins Deutsch

opslag geven:

opslag geven Verb (geef opslag, geeft opslag, gaf opslag, gaven opslag, opslag gegeven)

  1. opslag geven
    erhöhen; Gehalt erhöhen

Konjugationen für opslag geven:

o.t.t.
  1. geef opslag
  2. geeft opslag
  3. geeft opslag
  4. geven opslag
  5. geven opslag
  6. geven opslag
o.v.t.
  1. gaf opslag
  2. gaf opslag
  3. gaf opslag
  4. gaven opslag
  5. gaven opslag
  6. gaven opslag
v.t.t.
  1. heb opslag gegeven
  2. hebt opslag gegeven
  3. heeft opslag gegeven
  4. hebben opslag gegeven
  5. hebben opslag gegeven
  6. hebben opslag gegeven
v.v.t.
  1. had opslag gegeven
  2. had opslag gegeven
  3. had opslag gegeven
  4. hadden opslag gegeven
  5. hadden opslag gegeven
  6. hadden opslag gegeven
o.t.t.t.
  1. zal opslag geven
  2. zult opslag geven
  3. zal opslag geven
  4. zullen opslag geven
  5. zullen opslag geven
  6. zullen opslag geven
o.v.t.t.
  1. zou opslag geven
  2. zou opslag geven
  3. zou opslag geven
  4. zouden opslag geven
  5. zouden opslag geven
  6. zouden opslag geven
diversen
  1. geef opslag!
  2. geeft opslag!
  3. opslag gegeven
  4. opslag gevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für opslag geven:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Gehalt erhöhen opslag geven
erhöhen opslag geven heffen; hoger maken; omhoog doen; opdrijven; ophogen; opschroeven; talrijker maken; uitbreiden; veel doen stijgen; vergroten; verhogen; vermeerderen

Computerübersetzung von Drittern:

Verwandte Übersetzungen für opslag geven