Niederländisch

Detailübersetzungen für reinheid (Niederländisch) ins Deutsch

reinheid:


reinheid form of rein:

rein Adjektiv

  1. rein (hygienisch; schoon; zuiver; kuis)
    sauber; fleckenlos
  2. rein (onschuldig; onbevlekt; vlekkeloos)
    unschuldig; rein; einwandfrei; fleckenlos; sauber; frisch; makellos; fehlerfrei; keusch; schneeweiß; unbefleckt; blütenweiß
  3. rein (maagdelijk; puur; zuiver; )
  4. rein (schoon; kuis; net)
    rein; anständig; züchtig; keusch; sittsam

Übersetzung Matrix für rein:

AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
- schoon
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
anständig kuis; net; rein; schoon behoorlijk; beschaafd; billijk; danig; deugdzaam; duchtig; eerlijk; eerzaam; fair; fatsoenlijk; geciviliseerd; gecultiveerd; geschikt; netjes; nogal; ontwikkeld; ordentelijk; redelijk; schappelijk; tamelijk; welgemanierd; wellevend; welopgevoed; zedig
blütenweiß onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos hagelwit; helderwit; sneeuwwit; uiterst wit
einwandfrei onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos absoluut; beslist; brandschoon; correct; foutloos; gaaf; goed; juist; keurig; loepzuiver; onaangetast; onberispelijk; onbesproken; onweerlegbaar; perfect; perfekt; precies; puntgaaf; ronduit; smetteloos; stellig; vast en zeker; vlekkeloos; volmaakt; zeker
fehlerfrei onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos brandschoon; correct; feilloos; foutloos; gaaf; heel; ideaal; intact; keurig; loepzuiver; maagdelijk; onaangeraakt; onberispelijk; onbesproken; ongerept; patent; perfect; puur; smetteloos; uitmuntend; uitstekend; virginaal; vlekkeloos; volmaakt; voortreffelijk; zuiver
fleckenlos hygienisch; kuis; onbevlekt; onschuldig; rein; schoon; vlekkeloos; zuiver brandschoon; correct; keurig; onberispelijk; onbesproken; smetteloos; vlekkeloos
frisch onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos bezet; bloeiend; doodgemoedereerd; doodkalm; druk; drukbezet; eigentijds; fleurig; florissant; fris; frisjes; geagiteerd; hedendaags; hooggekleurd; kleurig; kleurrijk; koel; levendig; luchtig; modern; nieuw; nieuwbakken; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; onbedorven; ongebruikt; ongeopend; verhit; vers; versgebakken
jungfraulich kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; zuiver
keusch kuis; net; onbevlekt; onschuldig; rein; schoon; vlekkeloos gekuist; kuis
makellos onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos brandschoon; correct; gaaf; keurig; onaangetast; onberispelijk; onbesproken; puntgaaf; smetteloos; vlekkeloos
rein kuis; net; onbevlekt; onschuldig; rein; schoon; vlekkeloos cru; gaaf; gekuist; gereinigd; gewoonweg; hygiënisch; klinkklaar; louter; maagdelijk; natuurlijk; netjes; onaangebroken; onaangeraakt; onaangeroerd; onaangetast; onbesmet; ongebruikt; ongedwongen; ongekunsteld; ongeopend; ongerept; onomwonden; onverbloemd; onverholen; onvermengd; onversneden; onverzwakt; openlijk; proper; pure; puur; rechttoe; rechttoe rechtaan; regelrecht; ronduit; schoon; virginaal; zedig gemaakt; zindelijk; zuiver; zuivere
sauber hygienisch; kuis; onbevlekt; onschuldig; rein; schoon; vlekkeloos; zuiver brandschoon; decent; eerbaar; fatsoenlijk; gekuist; gereinigd; gewoonweg; hygiënisch; klinkklaar; manierlijk; netjes; onvermengd; opgeruimd; ordelijk; proper; pure; puur; rechttoe; schoon; smetteloos; vlekkeloos; welvoeglijk; zedig gemaakt; zindelijk; zuiver; zuivere
schneeweiß onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos doodsbleek; hagelwit; helderwit; lijkbleek; lijkwit; sneeuwwit; spierwit; uiterst wit; wit
sittsam kuis; net; rein; schoon braaf; braafjes; decent; deugdzaam; eerbaar; eerzaam; ethisch; fatsoenlijk; gekuist; goed opgevoed; ingetogen; kuis; lief; manierlijk; moralistisch; moreel; netjes; stemmig; vervuld van moralisme; voorbeeldig; welvoeglijk; zedelijk; zedig; zoet
unbefleckt onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos brandschoon; gaaf; maagdelijk; onaangeraakt; onbezoedeld; ongerept; puur; smetteloos; virginaal; vlekkeloos; zuiver
unberührt kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; zuiver emotieloos; gaaf; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; koelbloedig; liefdeloos; maagdelijk; onaangebroken; onaangeraakt; onaangeroerd; onaangetast; onbewogen; ongebruikt; ongeopend; ongerept; ongevoelig; onverschillig; onverzwakt; puur; virginaal; zielloos; zuiver
unschuldig onbevlekt; onschuldig; rein; vlekkeloos onschuldig; schuldeloos; schuldloos
züchtig kuis; net; rein; schoon decent; eerbaar; fatsoenlijk; gekuist; kuis; manierlijk; netjes; welvoeglijk; zedig

Verwandte Wörter für "rein":

  • reinheid, reiner, reinere, reinst, reinste, reine

Synonyms for "rein":


Antonyme für "rein":


Verwandte Definitionen für "rein":

  1. zonder stof, viezigheid of vlekken1
    • het is erg rein in haar keuken1

Wiktionary Übersetzungen für rein:


Cross Translation:
FromToVia
rein pur; rein pure — free of flaws or imperfections
rein unbescholten; makellos immaculé — sans tache
rein eigen; eigenlich; wahr; wirklich; geeignet; tauglich propre — Qui appartenir exclusivement à une personne ou à une chose.
rein einfach; einfältig; blank; rein; reinlich; sauber; absolut; losgelöst; beziehungslos; uneingeschränkt; unumschränkt; unabhängig; unvermischt pur — Qui est sans mélange.