Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. reviseren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für reviseren (Niederländisch) ins Deutsch

reviseren:

reviseren Verb (reviseer, reviseert, reviseerde, reviseerden, gereviseerd)

  1. reviseren
    überholen; reparieren
    • überholen Verb (überhole, überholst, überholt, überholte, überholtet, überholt)
    • reparieren Verb (repariere, reparierst, repariert, reparierte, repariertet, repariert)

Konjugationen für reviseren:

o.t.t.
  1. reviseer
  2. reviseert
  3. reviseert
  4. reviseren
  5. reviseren
  6. reviseren
o.v.t.
  1. reviseerde
  2. reviseerde
  3. reviseerde
  4. reviseerden
  5. reviseerden
  6. reviseerden
v.t.t.
  1. heb gereviseerd
  2. hebt gereviseerd
  3. heeft gereviseerd
  4. hebben gereviseerd
  5. hebben gereviseerd
  6. hebben gereviseerd
v.v.t.
  1. had gereviseerd
  2. had gereviseerd
  3. had gereviseerd
  4. hadden gereviseerd
  5. hadden gereviseerd
  6. hadden gereviseerd
o.t.t.t.
  1. zal reviseren
  2. zult reviseren
  3. zal reviseren
  4. zullen reviseren
  5. zullen reviseren
  6. zullen reviseren
o.v.t.t.
  1. zou reviseren
  2. zou reviseren
  3. zou reviseren
  4. zouden reviseren
  5. zouden reviseren
  6. zouden reviseren
en verder
  1. ben gereviseerd
  2. bent gereviseerd
  3. is gereviseerd
  4. zijn gereviseerd
  5. zijn gereviseerd
  6. zijn gereviseerd
diversen
  1. reviseer!
  2. reviseert!
  3. gereviseerd
  4. reviserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für reviseren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
reparieren reviseren fiksen; goedmaken; herstellen; in orde brengen; in orde maken; maken; rechtzetten; repareren; vernieuwen; verstellen
überholen reviseren een bezwaar ondervangen; inhalen; inlopen; ondervangen; passeren; voorbijgaan; voorbijrijden; voorkomen

Wiktionary Übersetzungen für reviseren:


Cross Translation:
FromToVia
reviseren wiedersehen revoirvoir de nouveau.